77
Wat betreft de krijgsbedrijven, die gaan nog steeds op alle fronten met onverbiddelijke
hardheid voort. Schieten en kanongebulder hoort men hier van het westen dag en nacht. Italië
gaat achteruit, Rusland wil niet meer vechten. Deze zijn er al eens mee uitgescheiden
geweest, doch op aandringen van andere geallieerden weer begonnen en hebben daardoor
nog veel meer verloren. Nu is het zoover dat het zich uitgeput gevoeld en de zorgen van de
strijd aan de anderen overlaat. Veel wijzer wordt men uit de couranten evenwel niet, want wat
de eene wint wordt door de andere wedersproken, dus is er niet teveel van te geloven van alles
wat men leest.
Als er weer eenige dagen geschoten is en er valt weer eenige dagen de stilte in dan zoekt men
in de couranten om nieuws omtrent dat bombardement, doch vruchteloos is het onderzoeken
van berichten in couranten want men leert er eenvoudig niets van.
Zoo nu en dan ziet men een escader vliegtuigen van 20 a 30 stuks in België zweven die
meestal in westelijke richting verdwijnen naar Engeland om daar hun onheilspellende inhoud
te lossen. Heden zag men weer zoo’n luchtescader vertrekken en dat zij niet altijd hun doel
bereiken ondervonden wij hedennacht ook zeer levendig.
Zoo hoorde wij omtrent 1 uur een vliegmachine, een zeer zware aan de motoren te hooren. Hij
vloog dicht in onze nabijheid, keert na een poos weer terug en verdween in de richting van de
Valke. Wij weer natuurlijk het bed uit en eenige seconden later hoorden wij een hevige knal,
zoodat wij dachten dat hij schoot of handgranaten weggooide, doch men bleef de motor op
dezelfde plaats hooren draaien en dan zeer langzaam.
Het eerste gedacht dat ik kreeg was dat deze ergens gevallen was, dus ik (en met mij nog
velen) er op uit, in de richting van de Coöp. Suikerfabriek en jawel daar kregen wij het te
zien; een groote witte massa lag over de spoorlijn, kort bij het spoorhuisje op het einde van
den dijk van boer Audenaarde en weldra waren wij erbij. Een zeer groot machien was het,
bemand met drie Duitsche militairen. Een er van was nogal zwaar gewond aan zijn dijbeen,
door het vallen van het machien, een tweede had een hoofdwond opgedaan. De derde
mankeerde niets en stond zonder een woord te zeggen, voor zich uit te staren.
Naar men zegt was deze al op de loop gegaan naar de grens waar hij dan ook maar vijf
minuten vandaan gevallen was. Hij werd in zijn loop gevat door de burgers en een
kommiessoldaat. De machine zelf was doormidden geknakt en lag half opzij met de schroef
omhoog.
Het was natuurlijk dadelijk afgezet en bewaakt door soldaten, doch men kon er toch nog zoo
kort bijkomen dat men, ondanks de nacht, er genoeg van kon zien. Bovenop stond een
besprekingen geweest en is er een tijd gesteld om er een eind aan te maken doch er wordt niet
naar geluisterd. Daarom ontzegt Engeland ons om van de telegraafkabel gebruik te maken,
dus handel per telegram over Engeland is voor ons onmogelijk gemaakt, hetwelk door velen
wordt afgekeurd en aan Engeland schande wordt gesproken. Dat zij in deze een schandelijke
onrechtmatigheid jegens ons en jegens hen, waarmee onze zakenmensen handel drijven,
aandoen. Doch hoe het ook zij, het is een lastig ding en wordt misschien nog een leelijke
twistappel tusschen ons en Engeland.
Het is zeer moeilijk op deze manier met eenieder goede vrienden te blijven want als ze hier in
Nederland de Engelschen gelijk zouden geven, dan komt natuurlijk Duitschland met andere
dreigementen aan.
Het onderzoek van deze schepen, hier aan het douanekantoor, geeft ook veel werk. Ieder
schip wordt gedeeltelijk leeg gehaald door groote kranen, die al het zand of grint er uithalen
en zoo door de kommiezen wordt nagezien of er onder dat zand ook smokkelwaar bevindt,
hetwelk dan ook meer dan eens voorkomt, zoals vaatjes zeep, vet, chocolade enz. Ook wordt
bij veel schepen het voor- en achteronder geheel ondersteboven gekeerd, alle kasten, doosjes
en vakjes opengemaakt, zelfs de bedden worden opengesneden om hun onderzoek te doen.