88 Wij zijn nu April. Er is 1 week geweest met rantsoen op vleesch, want de 2e week in April komt het bericht dat niet meer geslacht mag worden, dus zonder vleesch, geheel zonder vleesch. Wat moet het toch worden. Varkensvleesch is er lang niet meer en men begint nu jacht te maken op hanen en kippen of kuikens. Uit vrees voor afslachting van de hoenderstapel, waardoor het eierengebruik bedreigd wordt, verbiedt de regeering het verhandelen van geslacht pluimvee. Dus nu ook geen pluimvee-vleesch meer. Nu resten ons nog de konijnen. Daar is nu natuurlijk door eenieder het oog op. Voor één konijn betaald men graag 5 a 6 gulden. Een moer met 8 jongen van eenige dagen oud wordt met 25 gulden betaald. Zal ook hier de regeering gaan ingrijpen dan zou het toch zeker gaan gelijken alsof wij in het geheel geen vleesch meer mogen gebruiken. Nu zal men zeggen; gebruik wat meer visch, doch waar moet men dat vandaan halen. Onze visschers worden op zee overal verjaagd of meegenomen naar Engeland, Duitschland of België of zij hebben het gereedschap niet meer om te visschen. De stoomloggers hebben geen kolen, de motoren geen petroleum of benzine, dus kan men wel begrijpen dat meer dan de helft van onze visschersvloot stil ligt hetwelk de opbrengst van de zeevisch veel verkleint. Daarbij komt nog dat Engeland en Duitschland bij overeenkomst hier hun deel moeten van hebben en eer er dan van de rest hier bij ons in Zeeuwsch Vlaanderen nog wat binnen gebracht is, hetwelk in verder Nederland gemist kan worden, zal men wel begrijpen dat de vischhandel er van zeer weinig kan bedragen. Hier op het platteland kunnen wij ons altijd nog wel met een en ander behelpen. Er is toch altijd nog wel wat te krijgen waar men de dag mee door kan komen. Zoo gebruiken wij bruine boonen in verschillende gerechten die voor dezen tijd ook smakelijk mogen genoemd worden. Als men de bruine boonen van de distributie moet bekomen dan kan men daar niet veel gerechten van klaar maken want een half ons per hoofd per week, die zijn al zeer gauw opgegeten. Wij hebben nogal wat uit de tuin van den vorige zomer, zoodat wij daarin nog niet direct te kort hebben. Om zoo eens te laten hooren hoe en wat er van gemaakt kan worden en wat bovendien zeer voedzaam is. Zoo gebruikten wij voorheen de boonen gekookt met spek en dus veel vet, voor middageten, doch dat behoort tot het verleden want spek of vet is er niet meer. Boonen gemalen in de koffiemolen. Eerst die molen grof gezet, is alzoo de boon gebroken. Dit dan weer door den molen gedraaid die fijner is gezet en men krijgt een mooi boonenmeel. Dit meel gezift zoodat de pellen er uit zijn, krijgt men zoodoende een soort bloem waarvan men een zeer goede en smakelijke pannekoek van bakken kan. Van deze bloem kan men ook en goede zoetemelkse pap klaar maken, doch hiervoor is ze op een andere manier beter te gebruiken want het bloem moet te lang kooken voor het gaar is en alzoo is de melk te ver verdampt of verkookt. Hiervoor zet mijn vrouw de boonen geheel op het vuur en laat ze goed gaar koken. Het water wordt afgegoten en de boonen door de zeef gestoken en gewreven, zoodat er de pellen en pitten uit zijn. Deze massa nu terug op het vuur gezet, gemengd met melk en suiker en ingekookt, is waarlijk zeer lekker en zeer voedzaam te noemen. Doch, zooals ik zeg, hebben wij dit nog, maar in de stad of groote gemeenten die niet van de landbouw bestaan of waar de landbouw buiten het directe bereik is, is dat heel wat slechter gesteld. Daar moet men leven van wat van het distributiebedrijf afkomt, met het rantsoen dat is toegewezen en op bonnen te verkrijgen is. Daar heeft men zeker tekort, vooral nu het brood en vleesch zoo is ingekrompen hetwelk toch het eerste levensmiddel of voedselproduct is. De gevolgen blijven dan ook niet uit. Men kan heden, half April, in de dagbladen maar al te veel berichten lezen van hongerige menschen in de steden, die door honger en tekort gedreven, gaan halen en zoeken of nemen waar het te nemen is. Zoo kunnen de broodkarren in Amsterdam, den Haag, Rotterdam, Haarlem enz. niet meer op straat komen. Ze worden letterlijk bestormd, omvergegooid of opengekapt en van den inhoud is dan ook al spoedig niets meer te bespeuren. In Amsterdam,

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 2005 | | pagina 90