90 Zoo hebben wij dan heden Zondag, 28 April. De versperring naar Selzaete zie ik geheel gesloten hetgeen zoo in het geheel nog niet gebeurd is. Twee wachtposten staan er bij. Niemand mag passeren. De soldaten staan weer klaar tot vertrek, zoo als op 1 April 1916, hetwelk ik toen beschreven heb. Een ieder ziet en geloofd dat de toestand verergerd is. Voor de sluis liggen drie groote schepen gereed, geladen met zand om, zoodra er geen twijfel meer is, deze te laten zinken voor de sluisdeuren en de bruggen. Ik was ’s morgens naar de kerk gegaan. Deze was nog maar een half uur aan of daar kwam een korporaal en den luitenant die hier in de gemeente roer in handen heeft. Bij alle aanwezigen was de schrik op het gelaat te zien. De reden is ons niet te hooren gekomen, doch bij het beëindigen van de Godsdienstoefening zag men toch niets bijzonders dus dat gaf toch weer eenige verlichting. De namiddags om 3 uur komt er een patrouillevaartuig van onze Marine aanvaren en blijft voor de groote sluis liggen. Twee kapiteins en een lc luitenant komen er af. Dadelijk al de geniesoldaten in de weer en de oefening in zake het laten springen der schutdeuren begint weer. Een massa volk op de been en de onrust groeit weer sterk aan.Een ieder zegt dat het er toch maar wankelbaar moet bijstaan. Bij deze oefeningen worden kistjes dynamiet gelegd op den as van den deur en daar bovenop zandzakken. Ook doet men zoo bij de armen die de deuren open en dicht duwen. De lont wordt er aan gelegd en klaar is de zaak om het vernielingswerk te voltooien. Is dit nu kapot gesprongen dan kunnen de deuren niet meer draaien, dus kunnen niet meer geopend worden en zoo is dit een sterke stremming der vaart. Waarom dit nu moet gestremd worden is ons natuurlijk niet duidelijk bekend, doch wij vermoeden dat dit moet gedaan worden omdat geen marine vaartuigen hier door tot dicht bij ons zou kunnen naderen. Dus, zooals u ziet is het weer een onrustige en zenuwachtigen week. Misschien hoopen wij dat het de week die wij tegemoet gaan de koorts gekeerd mag zijn want mocht het geheel misloopen wat zal er dan van ons worden. Wij hebben nu bijna geen eten meer. Wat moet er dan van ons worden als wij nog oorlog krijgen. Dan is natuurlijk alles dadelijk opgegeten of weggehaald. Dan is hier in Zeeuwsch Vlaanderen dadelijk alle toevoer afgesloten en zijn zij onverbiddelijk aangewezen op de dingen die komen zullen en niets kunnen wij daar verder aan of tegen doen. Dat wij in een bange en slechte tijd leven zal iedere lezer van dit boek wel met mij eens zijn. Als u alles nog eens overdenkt wat hiervoor reeds beschreven is en nog steeds in zulke onzekere omstandigheden onze verdere dagen te slijten hebben, dan kan er voorwaar niet veel pleizier aan het leven waar te nemen zijn en hoe of zij, die deze tijden niet meegemaakt hebben zullen zich zeker niet goed kunnen voorstellen wat het is. Doch des te beter zult U kunnen waarderen hoeveel het zeggen wil om steeds in vrede en vriendschap met Uw naaste buren te leven en steeds wat ge doet of hoe gehandeld, dit niet voor een ander gedaan is of door iemand vernield zal worden want dit is een ontmoediging voor alles. Nergens kan men in deze dagen lust in hebben, iets nieuws of iets moois of iets beters. Het kan ons allemaal niet boeien, het heeft om zoo te zeggen, geen waarde, de lust in alles is er uit, bij eenieder. Ik betwijfel ook zeer sterk dat ik dit boek tot het einde zal kunnen volschrijven zonder storing te krijgen.Moet het geval zich voordoen dat wij met de een of andere partij in oorlog komen dan moet ik zien dat het weg geraakt. Ik ben niet van plan het te vernietigen. U zult begrijpen Daarna is de Kamer in Comité Generaal gegaan om tezamen met de minister de zaken te bespreken. Zoo is dan ook hier het bericht al spoedig verspreid dat er iets niet in den haak was. Ook konden wij al gauw merken aan de soldaten en de voorzorgsmaatregelen. Daardoor zit de angst er weer leelijk in. Bij veelen heeft het denkbeeld vast postgevat dat wij in oorlog komen met Duitschland, die dat dan ook weer voor zeker maar aan anderen vertellen en, zoo als dat gaat bij dergelijke dingen, is de gemeente er dadelijk vol van en ziet men op ieder gezicht weer angst en vrees.

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 2005 | | pagina 92