De Kolgans vt -ff door M. Jacobusse en R. J. B. M. Willems Tabel: Ganzenschade in de Yerseke Moer op grasland Het weer in Zeeland; meetpunt Vlissingen hl Kolganzen op weg van hun slaapplaats naar hun dagverblijf in de Yersekse moer. De Kolgans is gemakkelijk van andere "grauwe" ganzen te on derscheiden. De witte kol boven de snavel en de zwartbruine stre pen op de buik sluiten verwar ring met andere soorten vrijwel uit. In Zeeland is de Kolgans - of "Vriesgans" zoals de streeknaam luidt - een bekende verschijning. Afhankelijk van het weer arrive ren de eerste groepjes zo tussen half november en begin decem ber. In normale winters loopt hun aantal op tot enkele tiendui zenden, maar in strenge winters kan het aantal veel hoger liggen. De Kolganzen verspreiden zich over een aantal vanouds bekende overwinteringsgebieden, zoals de Putting in Zeeuws Vlaanderen, en de Yerseke Moer en de Poel op Zuid-Beveland. Zo rond eind maart vertrekken de laatste groepjes naar het hoge noorden, voornamelijk de toendra's in het noordwesten van de Sovjetunie. De Kolgans stelt specifieke eisen aan zijn overwinteringsgebied. De voorkeur gaat uit naar groot schalige graslandgebieden met weinig bomen en struiken. In de directe omgeving moet boven dien een geschikte overnach tingsplaats liggen, bestaande uit ondiep open water. In het Delta gebied overnachten de ganzen in de buitendijkse gebieden. In de loop van de winter moeten de ganzen vetreserves opbouwen om 's zomers de barre omstandighe den in het broedgebied te kun nen overleven. Hiervoor is het 12 noodzakelijk dat vrijwel alle be schikbare tijd besteed wordt aan voedselzoeken (grazen). Daarom is rust op de pleisterplaatsen van essentieel belang, niet alleen om dat vliegen veel energie kost, maar ook omdat verstoring ertoe leidt dat er minder tijd aan voedselzoeken besteed kan wor den. Een strenge winter leidt voor de ganzen tot een regelrechte ener giecrisis. Als er sneeuw ligt is het gras voor de ganzen niet be reikbaar. Ze laten dan prachtige staaltjes van energiebesparing zien. Om zoveel mogelijk warm te vast te houden laten ze zich met hun buik in de sneeuw zak ken en blijven dan doodstil zit- Oppervlakte met schade in ha Schadebedrag in guldens Aantal Kolganzen in februari 1979 1980 19 - 3063 6230 2465 1984 1981 1982 1983 1 11 33 68 223 4725 6644 19346 3415 3405 5020 4200 Opmerking - de ganzenschade betreft in hoofdzaak Kolganzen - de ganzentelling geeft een momentopname weer in het midden van de maand. De telling in '84 is van 20 februari - het jaartal 1979 geeft de winter aan van december '78 t/m maart '79 enz. 1979 In december en januari afwisselend vorst en dooi met sneeuw in januari. Februari en maart vrij zacht met veel neerslag in maart 1980 Zachte winter met alleen in januari korte tijd lichte vorst. Wei nig tot normale neerslag in februari en maart. 1981 In december en februari enkele perioden met lichte vorst. Januari en maart zijn zacht met veel neerslag in maart. 1982 December en januari matige vorst afgewisseld met dooi. Febru ari en maart nog vrij zacht; neerslag met boven normaal. 1983 Vrij zachte winter met af en toe lichte vorst. In februari sterke oostenwind. Neerslag in februari en maart onder normaal. 1984 Zachte winter. Alleen in februari een korte vorstperiode Neerslag in februari en maart vrijwel normaal.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1985 | | pagina 12