Kooiker
door G. J. C. Buth
Niet wild meer
Kooiker van Herk inspecteert de vangpijp.
"Verwacht je nog sneeuw pa?"
vraagt mevrouw van Herk aan
haar man. "Nee", is het vastbera
den antwoord. Het is duidelijk
dat we te doen hebben met een
doorgewinterd buitenmens. Van
Herk is kooiker op de eenden
kooi van St. Philipsland, in de
Anna Jacobapolder.
"Voor de oorlog waren er veel
meer eenden als nu", volgens van
Herk, "vooral gedurende koude
winters waren er duizenden trek-
eenden uit het noorden" (noord
se trekboutjes, in kooikerstaai).
"Nederland is geen waterland
meer. Vroeger stonden grote
delen van de polders 's-winters
onder water en herbergden
enorm veel eenden, de Zuiderzee
is kleiner geworden en de Bies-
bosch is sterk van karakter ver
anderd". Rust en waterrijke
gebieden zijn voor de vangresul-
taten in een eendenkooi van
groot belang. "De Bruintjes
kreek, hier niet zo ver vandaan,
is een oude kreek met brede
graslandoevers. Dit gebied was al
tijd een belangrijke pleisterplaats
voor eenden. Grote groepen pen
delden regelmatig heen en weer
tussen de kooiplas en de kreek.
Toen in de dertiger jaren de
nieuwe weg naar de veerhaven
dwars door de Bruintjeskreek
werd aangelegd, was het gedaan
met de rust in dit gebied en de
aantallen eenden die de kooiplas
bezochten namen duidelijk af".
"Toen waren de eenden nog veel
wilder dan nu Als ik met mijn
vader aan het kooien was en je
hoorde ergens vaag in de polder
een paardeknecht schelden op
zijn paarden, omdat ze over de
lijn waren gestapt of zo, dan
ging alles op de wieken. In de
tijd dat de vrachtschepen nog
onder zeil voeren, gebeurde het
nogal eens, dat een kruisend
schip op de Krammer bij het
hier onder de dijk overstag gaan
met zijn klappend zeil in één
keer al de paar duizend eenden
uit de kooiplas verjoeg. Dan kon
je het meestal voor de rest van
de dag wel vergeten.
3