i1 5
ïiffa
Staleenden
en valse kwaken
v n
De Kooiplas.
Na de oorlog zijn de eenden
veel minder schuw geworden
dan vroeger, ze hebben zich aan
gepast aan de moderne tijd.
Soms schrik ik me rot van een
laag overvliegende straaljager en
verwacht dan, dat de eenden dat
ook doen, maar ze slapen ge
woon door op de kooiplas. Som
mige eenden zijn tot op zekere
hoogte nauwelijks meer bang van
mensen. Als bij het kooien een
aantal eenden een vangpijp in
zwemt kom ik op een gegeven
moment bij de ingang te voor
schijn om ze uit schrik verder
de vangpijp in te laten vliegen.
Het komt nogal eens voor dat
die eenden nauwelijks reageren
en je min of meer verbaasd aan
kijken".
Om eenden naar een eendenkooi
te lokken is het noodzakelijk dat
er zoveel mogelijk eenden op de
4
kooiplas zitten; als er niks zit
vertrouwen overvliegende eenden
de zaak met. Daarom moeten
zo'n 1000 - 2000 zogenaamde
staleenden de kooiplas als hun
thuisbasis beschouwen. Alhoewel
ze vrij rondvliegen keren ze tel
kens terug naar de kooi, omdat
ze daar regelmatig door de kooi
ker gevoerd worden. De staleen
den zijn gewend aan de kooiker,
het kooikershondje en de van-
gaktiviteiten. Ze laten zich
meestal niet (meer) vangen en als
ze gevangen worden herkent de
kooiker ze en laat ze weer los.
In de kooi op St. Philipsland
worden zowel Talingen, Slobeen
den, Pijlstaarten als Smienten ge
vangen, maar verreweg het meest
de Wilde eend. Tot voor enkele
jaren werd ook gevangen voor
ringonderzoek van het Rijk
sinstituut voor Natuurbeheer.
Eén keer ving van Herk een Ta
ling die dezelfde dag in Engeland
was geringd. Die werd dan hier
weer geringd en losgelaten.
Erg weinig mensen zullen getui
ge kunnen zijn van het "uit
kooien gaan" van een kooiker.
"Absolute rust in de kooi is
noodzakelijk," zegt van Herk.
"Als de staleenden een vreemde
persoon in de kooi zien of rui-
Impressies van de eendenkooi