si - I pis!
m
X k-x k
Doodgravers
Meliskjrke
y
t
POLDKR
li
winters onbegaanbare binnenweg
naar Gapinge, de andere lag bij
de dijk langs het kanaal naar
Veere. Ik wist toen nog niet hoe
die bloemen heetten. Nu weet ik
dat ik thuis kwam met een
flinke bos. harlekijnsorchissen.
En ik voelde me beslist geen
vandaal. We vonden het
doodgewoon.
Een leuk pad was het Brigdamse
paadje. Daar groeiden
voorjaarshelmbloemen en
verderop maartse viooltjes. In
een zijwegje daarvan ging ik eens
in een sloot kijken. Op afstand
leek daar speenkruid te staan,
maar het bleek iets heel anders:
gele anemoon. Op de hoek van
Abeelse Zandweg en
Koudekerkse weg, juist tegenover
Ter Hooge, lag een lage smalle
hooiwei die in juni rood zag van
de koekoeksbloemen (Lychnis
flos-cuculi). Volgde je de Abeelse
Zandweg, dan kwam je uit bij
het Kanaal door Walcheren.
Daar werd je voor enkele centen
overgezet met een roeibootje. Op
de dijk aan de overkant plukten
we "bevertjes" (trilgras) die ook
stonden op een dijk bij
Oranjezon.
Toen ik een fiets kreeg,
vergrootte mijn areaal zich.
Omstreeks Pinksteren zag het
bos bij Valkenisse, dicht bij de
toen aanwezige houten trap, wit
van de vogelmelk. Wit zag het
ook in het bos van Der Boede,
daar van het daslook dat je al
rook lang voor je het zag. Op
de dijk ten n.w. van Veere stond
op één plaats marjolein. Juist op
die plaats ontstond in 1944 een
groot stroomgat waardoor de
plant er voorgoed is verdwenen.
Tussen Domburg en Oranjezon
is een strook vroongronden
gespaard gebleven voor de
zondvloed. Een aantal
buitenplaatsen langs die strook is
echter geheel of gedeeltelijk
verdronken. In het gras bij de
vijvers van Zeeduin stonden
honderden grote keverorchissen.
Allemaal verdronken. Gespaard
bleef de plaats waar tientallen
bergnachtorchissen groeiden. Het
heeft niet geholpen. Door
toedoen van de mens zijn die
planten verloren gegaan. Bij de
gracht van het kasteel Westhove
stonden ook veel grote
WaMioote 'Verve Vr v
■i c1 U u*
VTocfJwd oTy-^
Bo*iwmaD*lo-.t
Mari*4 kerke
Walcheren. Wanneer
de topografische
kaarten uit 1936 en
1972 vergeleken
worden zien wij heel
duidelijk hoe de
schaalvergroting
heeft toegeslagen. In
1936 nog echt de
kleinschalige
landschapstuin van
Zeeland met zijn vele
perceelsgrenzen en
pittrt nubuiten de
wegbeplanting is er
nog maar bar weinig
overgebleven.
V laf
---- ,t„
Klei» Mark-kerk'
m"'
I
\V
X.'
>itil Jan»krrkr V-Xr"-
keverorchissen. Er staan er nog
enkele. Verdwenen zijn de mooie
roodgevinde voorntjes in de
vijvers van Zeeduin. In de vijver
van Duinvliet stond eens een
grote snoek roerloos in het
water. Snoek zal daar wel niet
meer zwemmen. In de gracht
van Duinbeek kwamen grote
zoetwatermossels voor, bijna
zeker zwanemossels. In het later
verdronken deel van Westhove
heb ik éénmaal vijf doodgravers
gezien, interessante roodgevlekte
kevers.
Al die kevers en andere insecten!
Waar zijn gebleven de vroeger
op Walcheren algemene gouden
loopkevers, de net zo algemene
glimwormen, de meikevers,
kolibrivlinders en distelvlinders?
Hun vermindering is echter met
alleen aan de inundatie te wijten.
Ijsvogels zag je vaak bij
Ipenoord, soms bij Westhove.
Steenuiltjes zag en hoorde je
overal. Achter Nieuwland stond
een boerderij met hoge bomen.
Daarin huisde een grote
reigerkolonie, compleet met
troep op de grond.
Wat is er in één klap veel
verdwenen! Een troost, zij het
een schrale, is, dat her- of
ruilverkaveling, kunstmest,
bestrijdingsmiddelen,
bioindustrie en
landbouwmechanisatie veel dat
waardevol was, toch verloren
zouden hebben doen gaan. Maar
gespaard hadden in elk geval
kunnen blijven de prachtige
oude bomen van Ter Hooge,
Veldzicht, Torenvliet en al die
andere verdronken landgoederen.