Theo van de Wiel, gids door G. M. P. Sponselee Krenten in de pap Als aan Theo van de Wiel gevraagd wordt: "Kun je morgen een groep naar de schaapskooi Begeleiden?" luidt het antwoord: "Jawel, maar dan wel om tien uur vertrekken, want dan is het tij gunstig". Ofschoon Theo van de Wiel een geboren (1924) en getogen inwoner van Nieuw-Namen is, hadden de schorren van Saeftinghe niet op de eerste plaats z'n belangstelling. Toch is hij altijd al 'n natuurliefhebber geweest, maar het was meer de polder die hem trok. In z'n schaarse vrije tijd dan, want hij had de ouderlijke schoenwinkel en schoenmakerij overgenomen en buiten de zondagen was er weinig gelegenheid om er op uit te trekken. Het was de toenmalige toezichthouder in Saeftinghe, eerst voor Vogelbescherming, later voor Zeeuws Landschap, Frans van der Zande, ook inwoner van Nieuw-Namen, die Theo met het schor liet kennismaken. Dat was in 1960; de tocht was niet eens de zwaarste, naar de schaapskooi. In 1973 kwam Saeftinghe in beheer bi] Zeeuws Landschap en de nieuw aangestelde opzichter, Jos Neve, ging meer en meer van der Zande vervangen. Maar het werk nam toe evenals de excursies. Jos kon het met meer aan en zocht hulpgidsen. Ook de zonen van van de Wiel, Gerard en Tonny, sprongen bij. Tonny haakte af, later leidde Theo zoon Adri op tot Saeftinghegids. In 1977 werd zijn zaak gesaneerd en vanaf 1 juni viel er een leegte: wel tijd om allerlei achterstallige liefhebberijen eens bij te werken, maar veel minder contact met mensen. Toen hij dan ook per 1 maart 1978 kans kreeg gids in vaste dienst te worden - op basis van onkostenvergoeding - nam hij dat met beide handen aan. En zo is hij van lieverlee steeds meer excursies gaan leiden: in de topdrukte soms vijf per week; in de stille tijd, half-december tot half-februari, gemiddeld eentje Theo v. d. Wiel, mentor van de Saeftinghe-gidsen weet zijn toehoorders altijd te boeien. Een natuurliefhebber, die al zijn vrije tijd als vrijwilliger aan het uitdragen van de doelstellingen van onze stichting besteed. Het liefst leidt hij mensen door het gebied die er met een algemene belangstelling op afkomen. Het hoeven geen kenners te zijn, al zijn de jaarlijkse tochten met Utrechtse geologiestudenten krenten in de pap. Buitenlandse gezelschappen - daar rekent hij geen Vlamingen toe - zijn ook boeiend. Hij heeft zich de vaktermen in het engels eigen gemaakt en daarmee kan hij gewoonlijk wel uit de voeten, ook als de excursiegangers geen Amerikanen of Zuidafrikanen zijn, zoals hij wel eens meegemaakt heeft. Maar als de deelnemers geïnteresseerd zijn in het totale landschap, trekt hij er het liefst mee rond. Niet alleen maar plantjeszoekers met de kop naar de grond, of vogeltjesmensen met de neus in de lucht en geen breder blikveld dan dat van een kijker. Nee, het moeten mensen zijn die voor alles belangstelling hebben, want: "Bedenk maar dat de vogels en de planten er zijn door het landschap. De relaties die er zijn tussen vogels en voedselplanten, tussen vogels en hun broedplaatsen". De verscheidenheid en toch die samenhang, daar wijst hij 't liefst op. De opbouw en de even zo snelle afbraak vaak, elk stadium daarin met zijn eigen levensvormen. Daarom kiest hij, als weer en tij het toelaten, zijn route altijd zo dat de deelnemers minstens één grote geul doortrekken en één schor dwars oversteken. "Dan heb je de belangrijkste landschapselementen laten zien, het principe". En als dan later op de kaart wordt uitgezet waar men geweest is, dan valt het altijd tegen! Zo weinig maar? Zo weinig maar, inderdaad, maar wees gerust, de rest is hetzelfde en toch anders. Kokmeeuwen. Een der vele soorten broedvogels op Saeftinghe. Tot voor kort broedden er maar liefst 22.000. Het aantal is de laatste jaren met vele duizenden afgenomen. Oorzaak: de sluiting van de vuilnisbelt te Hulst alwaar deze vogels hun eten vonden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1985 | | pagina 6