V
-f'/
m
SfflHBI
Vissende jan van genten duiken van aanzienlijke hoogte op hun prooi en vervolgen
deze onder water.
ochtendgloren aanwezig waren
bij het loodshuisje op de dijk
tussen Westkapelle en Domburg.
Deze plek heeft vele voordelen,
omdat het er bijna altijd mogelijk
is om een plaatsje uit de wind te
vinden. Dit is van veel belang,
want bij windkracht 8 of nog
hoger is het bijna onmogelijk om
in de wind de kijker goed stil te
houden. Bovendien konden we
bij regenachtig weer droog staan
in de ruimte onder het huisje.
(Jammer dat deze ruimte thans is
afgeslotenbij regen moet je nu in
de auto blijven zitten).
Het werd voor ons een zeer
geslaagde week. Na een paar
dagen begon de wind aan te
wakkeren tot kracht 9, uit
zuidwestelijke richting. Hierdoor
kwamen de "echte" zeevogels
dichter onder de kust, onder
andere een grote groep vissende
jan van genten. We hadden soms
meer dan 50 vogels tegelijk in één
kijkerbeeld. Een zeldzaam
gezicht voor Nederlandse
omstandigheden. Die week zagen
we zo'n 500 jan van genten. Als
U bedenkt dat de toen nog
redelijk aktuele "Avifauna van
Walcheren" aangaf dat er tot op
dat moment drie maal een jan van
gent was waargenomen, waarvan
één op 20 kilometer uit de kust,
dan kunt u begrijpen dat we
meenden "vreemde" dingen te
We zagen die week meer tot op
dat moment zeldzame vogels, als
grauwe pijlstormvogel, noordse
stormvogel en papegaaiduiker.
Ons enthousiasme steeg met de
dag en we vonden het jammer dat
de vakantie maar een week
duurde.
Meerdere vogelaars, aangestoken
door de waarnemingen van deze
toch niet alledaagse soorten,
waren 's morgens op diverse
plaatsen langs de kust en ook op
de Waddeneilanden actief. Dat
resulteerde uiteindelijk in de
oprichting van de club van
zeetrekwaarnemers (CVZ).
Vanaf dat moment werd het
kijken naar vogels boven zee
systematisch aangepakt.
Aanvankelijk werd vooral met
stormachtig weer gekeken, met
name tijdens de najaarsstormen.
Maar ook bij rustiger weer vindt
trek plaats van soorten als grote
stern, dwergstern e.d., zowel in
het voorjaar als in het najaar. Ook
ontdekte men dat diverse
steltlopersoorten eind april/begin
mei in grote hoeveelheden in een
strook evenwijdig aan de kust
noordwaarts trekken. Bovendien
werd geconstateerd dat bij de
zelfde weersomstandigheden
bepaalde soorten met
hondertallen bij de Hondbossche
zeewering gezien werden, terwijl
er in Westkapelle slechts
tientallen werden waargenomen.
Omgekeerd gebeurt dat echter
ook. Niet de windrichting is op
zo'n moment bepalend, maar
vooral de beschikbare
hoeveelheid voedsel op een
bepaalde plaats in de Noordzee
kan tot een concentratie van
vogels leiden. Ook het opsteken
van storm is een factor die daar
op van invloed is.
Veel vragen zijn nog niet
beantwoord, maar door het
jarenlang verzamelen van
gegevens, o.a. tijdens
simultaantelhngen, en door
waarnemingen op het "R&M"
eiland voorde kust bij Noordwijk
in volle zee, is het inzicht
gegroeid.
In een vervolgartikel zal een
globaal beeld geschetst worden
van de zeetrek zoals die zich
voor de Zeeuwse kusten
manifesteert.
De papegaaiduiker
dankt zijn naam aan
de bont-gekleurde
snavel. Langs onze
kust wordt deze
vogel alleen buiten
de broedtijd
waargenomen. De
buitenste laag van de
snavel is dan (tijdens
de rui) afgevallen en
de snavel is veel
minder opvallend.