Zeevogeltrek II
door W. de Wilde
Vooral stormen in het najaar bieden een goede kans op bijzondere ontmoetingen...
In het vorige artikel werd een
beeld geschetst van het op
gang komen van het onder
zoek naar zeevogeltrek en van
de vele verrassende resultaten
die daarbij geboekt zijn.
Geïnteresseerden zullen zich
ongetwijfeld herinneren dat de
omgeving van het loodshuisje
op de Westkapelse zeedijk een
ideale plek is om zeevogel-
trekwaarnemingen te
verrichten. In dit tweede en
laatste artikel over dit onder
werp wordt een beeld gegeven
van wat men zoal in de loop
van het jaar voor onze kust
kan verwachten.
In de wintermaanden (december
tot maart) vindt er doorgaans
weinig trek plaats. Wel zie je
regelmatig soorten als duikers
(roodkeelduikers dan wel
parelduikers), futen, middelste
zaagbekken, eidereenden en
zwarte zeeëenden met af en toe
zeldzamere soorten als ijseend en
grote zeeëend langs vliegen.
Doorgaans heeft dat betrekking
op voedselvluchten. Langs de
dijkvoet tref je drieteenstrand-
lopers en vooral ook nog al eens
paarse strandlopers aan.
6
Interessanter gaat het worden als
in april en mei de trek van
vogels uit de wintergebieden
naar de broedgebieden op gang
komt.
m-:
De kuifaalscholver behoort tot de
vogelsoorten die in Nederland vrijwel
alleen bij "zeetrekwaarnemers" bekend
zijn.
Opvallend is dan dikwijls een
sterke trek boven zee, vrij dicht
langs de kust, van allerlei stelt
lopers zoals tureluur, zilver
plevier, bontbekplevier, diverse
soorten strandlopers en rosse
grutto's. Veel vogels zijn dan
reeds in broedkleed, waardoor
het gemakkelijk is om de
soorten te onderscheiden. In het
najaar is dit veel lastiger, omdat
het winterkleed doorgaans veel
"grijzer" dus eenkleuriger is.
Opvallend is in het voorjaar ook
de trek van de sternachtigen.
Soorten als dwergstern en grote
stern zijn doorgaans moeiteloos
op naam te brengen. Met visdief
en noordse stern is dit veel
moeilijker aangezien ze even
groot zijn en slechts op detail
punten van elkaar verschillen.
De volhouders kunnen het
treffen met een waarneming van
een reuzenstem of een lachstern
met zijn enigszins meeuwachtige
vlucht.
De maanden (juni), juli en
augustus zijn eveneens rustige
maanden. In augustus zie je de
sterns alweer in zuidelijke rich
ting vliegen, maar pas in
september gaat het om grote
aantallen vogels, terwijl ook de
maanden oktober en november
van veel belang zijn.
Wat meer toegespitst op soorten
ontstaat voor deze periode het
volgende beeld: roodkeelduikers
en parelduikers (beide soorten
lijken in winterkleed dusdanig
op elkaar dat ze bijna niet te
onderscheiden zijn) ziet men het
meest in november/december.
Doorgaans vliegen ze alleen,
soms in zeer kleine groepjes.
Het zijn forse, snelvliegende
vogels, die door hun zware
lichaam en slanke nek een wat
"gebochelde" indruk maken.
Futen verblijven, vorstgevoelig
als ze zijn, dikwijls in grote
aantallen voor de Nederlandse
kust. Met name in vorstperioden
kan men ze langs zien vliegen.
Naast de fuut is er een kans dat
de roodhalsfuut wordt gezien
evenals de geoorde fuut en de
kuifduiker.
tagers hebben een
.arakteristiek vlieg-
beeld. Zij danken
hun naam aan het
feit dat zij andere
vogelsoorten in een
snelle achtervolging
hun prooi afhandig
maken.