Windthermiek Jagers )e jan van gent is /oor onze kusten een pekende verschijning, n het binnenland 'erschijnen vrijwel dleen verzwakte bv. met olie besmeurde) exem plaren. Een sterk aansprekende groep is die van de stormvogels. De beste kans om deze soorten, die sterk aan het leven boven en op zee zijn aangewezen, te zien te krijgen bestaat bij een flinke storm uit westelijke richtingen. Ze vallen op door hun "vliegen" met stijve vleugels en een kante lende vlucht. Bij zwaar weer zweven de vogels, handig gebruik makend van "wind thermiek". Daarbij worden hoge snelheden bereikt. De noordse stormvogel, ter grootte van een stormmeeuw, is vooral in september te zien. Hetzelfde geldt voor de noordse pijlstormvogel, die zich door zijn witte ondervleugels onderscheidt van de in wat later tijd langs komende grauwe pijlstormvogel. Als je bedenkt dat deze laatste soort een broedvogel is van het zuidelijk halfrond, dan blijkt dat we hier te doen hebben met een echte wereldreiziger. Met een beetje geluk zie je soms in de golfdalen een vaal stormvogeltje met zijn kenmerkende dwarrel- vlucht. De jan van gent is in het vorige artikel al uitgebreid behandeld. Bij redelijk harde wind is deze soort in september en oktober bijna niet te missen, zij het dat de aantallen slechts bij grote uitzondering zo hoog zijn als in 1973. Je ziet niet alleen de wit opblinkende volwassen vogels, maar ook de donkere onvolwassen vogels. Bij soorten als aalscholvers en reigers wil ik niet te lang stilstaan. Datzelfde geldt voor zwanen en ganzen, zij het dat de rotgans toch wel een voorkeur heeft voor het vliegen boven water in vergelijking met zijn andere familieleden. Van de eenden zijn de eidereend, bergeend, zwarte zeeëend, grote zeeëend, ijseend en middelste zaagbek de aan zout water gebonden soorten. De zwarte zeeëend is daarvan de soort die in de grootste aantallen door trekt. Hij is door zijn zwarte kledij voor de mannetjes en de wat lichtere bruine kledij bij de vrouwtjes niet moeilijk te onder scheiden van de andere soorten, hoewel de wijfjes en jongen van de eidereend nog wel eens voor verwarring kunnen zorgen. Door de nabijheid van onder andere de Oosterschelde komt de middelste zaagbek nog wel eens dicht onder de kust. Vaak speelt bij deze soort ook de voedseltrek een rol. Ook in het najaar trekken stelt lopers door, maar de voor jaarstrek is toch wel het meest opvallend. Een interessante groep zijn weer de jagers. De kleine Op afstand zijn alk en zeekoet nauwe lijks van elkaar te onderscheiden. Beiden hebben een zwart-wit veren kleed en een snelle vlucht. jager is daarvan de meest alge mene soort. Met een beetje geluk ben je getuige van een stern of een kleine meeuw, achtervolgd door een jager. Doel is, dat de achtervolgde vogel zijn voedsel uitbraakt. Dit wordt dan door de jager in de vlucht opge vangen. Ook de middelste jager en de grote jager laten zich wel eens zien. Kleine en middelste jager worden nogal eens met elkaar verward, omdat ze qua grootte aardig met elkaar overeenkomen. De vlucht van de middelste jager is echter "zwaarder". De grote jager echter is gemakkelijker te onderscheiden door de grote witte "polsvlekken" op de vleugel. Van de sterns en meeuwen zijn de drieteenmeeuw en de dwerg meeuw de opvallende verschij ningen. De drieteenmeeuw is als klifbroeder een echte zeevogel. Bij harde tot stormachtige wind is de kans om hem te zien te krijgen dan ook het grootst. Hij wordt gemakkelijk verward met de stormmeeuw, maar de manier van vliegen is wat lichter. Dat geldt ook voor de dwergmeeuw met zijn soms wat vlinderachtige vlucht. Een goed kenmerk is bij deze soort de donkere onder vleugel. In het najaar ontbreekt hij zelden voor de Westkapelse kust. Dikwijls vliegen clubjes van enkele tientallen exemplaren voorbij. Vaak zijn ook jonge vogels aanwezig. Net als bij de drieteenmeeuw zijn deze van andere jonge meeuwen te onder scheiden door de zwarte streep midden over de vleugel. Doorgaans niet op soortnaam te brengen zijn de alken en zeekoeten. Deze volledig aan het water aangepaste zeevogels vliegen vaak op grote afstand voorbij. Ze hebben een pijlsnelle rechte vlucht. Het grote zwart wit contrast van het verenkleed maakt het mogelijk ze als alk dan wel zeekoet te benoemen. Zie je de vogels dichter onder de kust zwemmen dan is er door gaans iets met ze aan de hand (olieslachtoffers!). Een enkele maal kan ook een roofvogel of een uil boven zee worden waargenomen. Ik heb me echter beperkt tot die soorten die volledig of groten deels aan de zee gebonden zijn. Ik zie u graag een keer bij het loodshuisje aan de dijk. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1985 | | pagina 7