Graslanden De Agrimonie is typisch Zeeuwse dijkplant. struwelen hebben voorgedaan, wel het meest duidelijk aange geven wat er de laatste vijftig jaar met het Zeeuws landschap gebeurd is. Het polderland van Walcheren bijvoorbeeld, voor de oorlog de „tuin van Zeeland", is in 1944 door de inundatie geheel ontbost. De rijke bos- en heggenflora die hier aanwezig was is daardoor grotendeels van het eiland verdwenen. Wel heeft men in enkele tientallen jaren weer een fraai landschap terug gebracht, maar de biologische kwaliteit hiervan haalt het niet bij wat het vroeger was. Sipkes (1918) schrijft over meters brede heggen tussen Serooskerke en 4 Vrouwenpolder, waar op diverse plaatsen tongvaren groeit. Thans is op Walcheren nog slechts één zo'n terrestrische groeiplaats bekend in een bos bij Oost- kapelle. In oorsprong moeten de Zeeuwse heggen beschouwd worden als uitlopers van de heggen in N.W. Frankrijk en Z.O. Engeland. Zij hebben zeker ook de potentie om zich tot een rijkdom als in die streken te ontwikkelen. We moeten ze dan natuurlijk wel de tijd en het beheer geven die ze daarvoor nodig hebben. Smalle wegbeplantingen als op Schouwen en Walcheren bieden weinig perspectief in deze richting. Gunstiger zijn de mogelijkheden in het hegge- reservaat bij Nisse. Een ander lichtpuntje is, dat er recent in Zeeland een aantal jonge bossen zijn aangeplant. De botanische waarde is (nog) gering, maar we moeten hierbij wel bedenken, dat de ontwikkelingstijd van een bos veel langer is dan die van bijvoorbeeld een soortenrijk grasland. Bovendien is een bos- bodem een veel complexer geheel dan de bodem van de meeste graslanden. Toch groeien in "recent" aangeplante bossen als die van Veere en Rammekens al bijzondere planten als bosveldkers en heksenkruid. Er komen in Nederland enkele tientallen typen grasland voor. Sommige zijn rijk aan bij zondere plantensoorten, andere juist heel arm. De soortenrijke zijn de laatste twintig jaar sterk in oppervlakte en kwaliteit achteruitgegaan en vrijwel overal vervangen door agrarisch cultuurland. Toen F. Mesu, de eerste directeur van de Cultuur technische Dienst, omstreeks 1905 van Nieuwland naar de H.B.S in Middelburg liep, zag hij onderweg volop ongelijk liggende weien met zoutplanten. Sommige zagen geel van de ratelaars en paars van de orchi deeën, waaronder de harlekijn. Dit is een van de planten die, landelijk bezien, het sterkst zijn achteruit gegaan. Op Walcheren vinden wij hem thans alleen nog in een gazon op een buitenplaats bij Oostkapelle. Ratelaars komen in de zeeuwse graslanden alleen nog voor in enkele reser vaten, o.a. in de Yerseke Moer. De in agrarisch gebruik zijnde weilanden van het huidige pol derland hebben in botanisch opzicht weinig te bieden. Natuurlijk zijn er nog holle- bollige weitjes langs kreken en welen. Het probleem is dat deze waardevolle elementen vaak ver Dankzij de beweiding met schapen ontstond op de Zeeuwse dijken een rijke flora.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1986 | | pagina 4