Buitenplaatsen, de Walcherse Juwelen door A. W. van de Hoef Goed ontwikkelde natuurlijke bosvegetaties, zoals we die kennen van bijvoorbeeld Midden-Europa, komen in Zeeland niet voor. Dit heeft te maken met de geringe geologische ouderdom van het zeekleigebied van Zuidwest- Nederland en de geïsoleerde ligging, waardoor diverse bosplanten deze regio (nog) niet hebben kunnen bereiken. Daarbij komt nog dat de ontwikkelingstijd van natuurlijke bossen veel langer is dan bijvoorbeeld die van (halfjnatuurlijke graslanden of struwelen. Sinds de middeleeuwen is de mens echter al actief op de Zeeuwse eilanden met het aanplanten van bomen en bos. Ten dele betreft dit geriefhout (b.v. hakhout van wilgen, essen of elzen), maar vooral in perioden van economische bloei zijn hier veel lusthoven, parken en buitenplaatsen aangelegd. Hoewel er ook op Schouwen enkele buitenplaatsen voorkomen is vooral Walcheren er om bekend geworden. De rijkdom aan buitens is er 12 vergelijkbaar met streken als het Kromme-Rijngebied, de Vechtstreek, Groningen en Friesland. Deze rijkdom dateert vooral uit de 16e en 17e eeuw toen onder kooplieden het buiten wonen mode werd. In deze periode verschijnt een aaneenschakeling van lusthoven langs de binnenduinrand van Domburg naar Oostkapelle: De Manteling. Een andere reeks verschijnt langs de weg Middelburg-Koudekerke- Vlissingen. Aanvankelijk werden deze buitenplaatsen aangelegd in de Barokstijl, die zich o.a. kenmerkt door wegen en paden, die elkaar kruisen onder hoeken van 90° 60° en 45°, als vertolking van de ideale natuur, zoals de Schepper die bedoeld zou hebben. In de franse tijd raakten vele buitenplaatsen echter in verval. Landhuizen werden afgebroken en bomen gerooid. Na deze tijd was er een opleving van de handel en kwam tegelijkertijd een nieuwe tuinarchitectuur in de mode: de engelse landschapsstijl. Bestaande landgoederen werden vernieuwd en er ontstonden slingerpaden en kronkelige waterpartijen. Bij Westhove (m.u.v. de slotgracht) en de buitenplaatsen Eikenoord, Duinbeek, Overduin, Zeeduin, Ter Hooge en Der Boede zijn deze veranderingen goed waarneembaar. Berkenbosch vertoont echter nog veel kenmerken van een barokke aanleg. Door versnippering van het grondbezit verdwenen echter de meeste van de 120 toen aanwezige buitenplaatsen op Walcheren. De volgende grote aanslag op de buitenplaatsen was de inundatie van het eiland gedurende de tweede wereldoorlog. Na de oorlog werd Ter Hooge weer aangelegd en ook elders werd de beplanting ter hand genomen. Gelukkig bleef de Manteling voor het grootste deel gespaard. Uit het voorgaande zal duidelijk zijn, dat de buitenplaatsen op Walcheren een rijk cultuur historisch bezit zijn. Ze zijn echter ook natuur wetenschappelijk bezien waardevol. Bij de aanleg ervan beperkte men zich namelijk niet alleen tot de aanplant van bomen, maar werden ook Het landgoed Ter Hooge bij' Middelburg. Dit gebied is opengesteld voor donateurs van Het Zeeuwse Landschap.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1986 | | pagina 12