Oneindig landschap door G. Sponselee Eén van de talloze kreken die het schor doorsnijden. Hoogzomer in Saefthinge. Uitgestrekte zeeastervelden domineren het landschap. Kijken we bij Emmahaven over de dijk dan krijgen we de indruk Saeftinghe gezien te hebben: zoals het hier voor ons ligt zo is het. Verderop is het ook zo, hetzelfde, alleen maar meer van hetzelfde. Er zijn desondanks toch meer redenen op te noemen waarom 'n aantal grote natuurgebieden noodzakelijk is: rust, ruimte, voedselproductie, om er heel summier 'n paar aan te duiden. Wat evenwel in het voorgaande niet juist is: Saeftinghe is niet alleen maar meer van hetzelfde, net zo min als slikken van de Westerschelde Vergeten wordt de variatie binnen het grote geheel. Op het eerste zicht lijkt het alsof Saeftinghe, de schorren, de slikken die variatie niet hebben. 16 Ze hebben die juist heel sterk, practisch iedere meter is anders dan de vorige Zelf staan we vaak in dubio. Zullen we "de kop eens boven de dijk steken" om 't op z'n Land van Hulsters te zeggen, bij Baalhoek of bij De Gasdam? Baalhoek heeft z'n charmes. We zitten er op de overgang tussen de wijdsheid van de slikken enerzijds, de schorren van het Verdronken Land anderzijds. Hier hebben we dat opene, dat wijde, dat verre Verweg glijden de schepen van en naar Antwerpen voorbij, van vlak onder de dijk tot steeds verder weg. Eén keer eentje, overpeins je dan, eentje die uit zijn koers loopt en als het tegenzit krijgt Saeftinghe 'n klap die jarenlang beheer te niet doet; beginnen van voor af aan! Maar het is nog altijd goed gegaan. Volg je ze naar rechts, de schepen, noordoostelijk dus, dan zie je ze steeds verder om het gebied heendraaien. Vanzelf vallen onze blikken dan weer op de schorrand, de overgang, het grensgebied. Rijk zoals alle grensgebieden, rijk vooral aan vogels. Hier zijn altijd vogels te zien, zomer en winter door. In de zomer stootduiken er de visdiefjes, die op de verre randen van het schor nestelen, ver van de mensen vandaan. Scholekster, tureluur, bergeend en wilde eend, 'n troep meerkoeten, 'n enkele kluut, 's Winters lopen daar de troepen bonte strandlopers, de benden

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1986 | | pagina 16