Rammegors: Een nieuw Zeeuws Landschap door H. Venekamp Milieutypen Veranderend landschap. Een oude getijdekreek wordt begrensd door brede rietkragen. Tussen Tholen en St. Philipsland, in het noord oosten van de provincie Zeeland, is zich een nieuw natuurgebied aan het ontwikkelen. Sinds in 1972 in het kader van de Deltawerken bijna 150 ha van de schorren en slikken door twee dijken werd afgesloten van het resterende zoute water rondom heeft de natuur ter plaatse een belangrijke verandering ondergaan. De voormalige schorren, slikken en platen die op Tholen en St. Philipsland sinds jaar en dag bekend zijn onder de naam Rammegors (of volksetymologisch Strammegors) zijn vanaf het moment van afsluiting gedeeltelijk ontzilt en daardoor hebben flora en fauna een heel ander karakter gekregen. Dat betekent niet, dat al het oude verdwenen is; door de zoute kwel en het vele water in het gebied (in het natte seizoen staat ongeveer de helft onder water) komen in de voormalige kreken de eenjarige zoutplanten als zeekraal, schorrekruid en zeeaster nog veelvuldig voor. Daarnaast echter -en soms letterlijk vlak daarnaast- is op de voormalige zandplaten, het lage schor en het hoge schor een geheel andere vegetatie tot ontwikkeling gekomen. De soortenrijkdom is daardoor zeer toegenomen, zowel wat betreft de planten als de dieren. Globaal zijn in Rammegors thans de volgende milieutypen te onderscheiden: Plassen met brak water, plassen met zoet water. Lage kreken met brak water, in het droge seizoen geheel of gedeeltelijk droogvallend. Zandplaten, laag schor en hoog schor. Botanisch gezien zijn de overgangszones tussen deze typen met hun eigen begroeiing heel interessant. Grassen als witbol en veldbeemdgras, kruiden als zilte zegge, aardbeiklaver, melkkruid, heelblaadjes en moeraswespenorchis en vele andere staan hier broederlijk en zusterlijk dooreen en naast elkaar, afhankelijk van de mate, waarin inundatie en uitdroging, golfslag, aanspoelsel, betreding, begrazing en andere invloeden op het milieu hebben ingewerkt. De zandige bodem van de vroegere zandplaten blijkt zeer geschikt te zijn voor vele grassen en kruiden, die echter door hun meer verspreide groei ruimte bieden voor veel mossen en korstmossen. Evenals op de Slikken van Flakkee groeit hier een aantal korstmossen op de grond die elders op bomen voorkomen, zoals het baardmos. Het oorspronkelijke schor, waarin het oude krekenpatroon nog duidelijk aanwezig is, heeft een zeer dichte begroeiing van ruigtekruiden. 's Zomers maken knikkend wilgeroosje en harig wilgeroosje, akkerdistel, speerdistel en brandnetel dit gedeelte tot een bijna ondoordringbaar gebied, waar tal van zangvogels en kleine zoogdieren zich voeden en voortplanten. Op de onbegroeide plaatsen onder de struiken van de gewone vlier zijn verschillende soorten paddestoelen te vinden. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1986 | | pagina 6