Vlinders, muizen en reeën doortrekkers in het plassengebied. De bloemenrijkdom trekt veel insekten aan, waarbij de vlinders goed vertegenwoordigd zijn: atalanta, st. jansvlinder en distelvlinder worden veelvuldig gezien. Voornamelijk in het ruigtegebied leven veel kleine zoogdieren: spitsmuizen, veldmuis en aardmuis, wezel en hermelijn, maar ook reeën schuilen hier dikwijls. Sinds de bedijking in 1972 heb ik de ontwikkeling van Rammegors gevolgd en vastgelegd op dia's. Elk jaar is het weer anders, elk volgend jaar zie je weer andere planten en dieren verschijnen. Het is mij onmogelijk, op papier de opwinding en vreugde vast te leggen, die ik voelde toen ik enkele jaren geleden voor het eerst een witgesterde blauwborst waarnam in de top van een vlier, of het nest van een bruine kiekendief met één ei en later met drie volgroeide jongen, of de eerste vleeskleurige orchis. En zo heeft Rammegors mij en vele anderen al veel ervaringen geschonken, die helaas steeds minder vaak in ons land op te doen zijn. Rammegors is het grootste en meest gevarieerde natuurgebied in onze regio. Een wettelijke status heeft het echter nog niet. In zowel het bestemmingsplan buitengebied van St. Philipsland als in dat van Tholen is het bestemd tot natuurgebied, maar Rijkswaterstaat verzet zich hiertegen, omdat deze dienst de dijken heeft gelegd om er een speciedepot voor bagger uit het Schelde-Rijnkanaal van te maken. Ik heb goede hoop, dat er voor dit doel blijvend andere plaatsen worden gevonden, ook al, omdat Rijkswaterstaat zelf het natuurbelang van dit gebied is gaan erkennen. Zeker in het oostelijke deel van de Zeeuwse delta is heel wat natuurgebied verloren gegaan door bedijking, afdamming en kanalisering. Door het aldus ontstane natuurgebied Rammegors als zodanig een beschermde status en een daarbij passend beheer te geven kan iets van deze verliezen gecompenseerd worden. Rammegors is het waard. 7 Uitgebloeide zeeasters. Tot nu toe weet deze zoutplant zich goed te handhaven op het Rammegors. Jonge bruine kiekendieven op het nest. Op het voormalige schor beginnen zich houtige gewassen te vestigen. De vlier is de eerste die vaste voet krijgt. Het spreekt vanzelf, dat in een gebied met een zo grote verscheidenheid aan milieutypen en milieufaktoren en dat daarnaast nog zo jong en dynamisch is, ook de fauna heel gevarieerd zal zijn. De oorspronkelijke funktie van fourageergebied en hoogwatervluchtplaats voor water- en waadvogels is bewaard gebleven. De broedfunktie van een groot aantal bodembroeders is daar thans bijgekomen: verschillende pleviersoorten, kievit, kluut en tureluur komen veelvuldig voor. Holenduif en bergeend maken gebruik van de vele konijneholen, in de ruigten broeden rietgors, kleine karekiet en blauwborst. De uitgebreide rietzomen bieden een goede nestelgelegenheid aan eenden, meerkoet en bruine kiekendief. In voor- en najaar zien we veel

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1986 | | pagina 7