Vogelleven in Zeeland 1936 -1986 M. Jacobusse J. Kraak: De blauwe reiger ver toont na een periode van achteruitgang weer een toename. Wie een vergelijking wil maken tussen de vogelstand nu en die van 50 jaar geleden, toen Het Zeeuwse Landschap werd opge richt, stuit op allerlei moeilijk heden. In de eerste plaats zijn slechts weinig gegevens schrifte lijk vastgelegd en bovendien was het aantal vogelaars zeer beperkt. Daarbij komt nog dat de aktieradius van deze vogelaars betrekkelijk klein was. Je kwam niet zo ver, zoals verschillende oudgedienden ons verzekerden. Om toch een algemeen beeld te krijgen zocht de redaktie in ver schillende delen van Zeeland de vogelaars van toen op voor een kort interview. Het is vanzelfsprekend dat bij een terugblik vooral de soorten die verdwenen zijn voor het voetlicht komen. Niettemin worden door De boerenzwaluw is als insekteneter gevoelig voor het gebruik van bestrijdings middelen. de geïnterviewden ook positieve ontwikkelingen gesignaleerd. „De grote klap is al voor de oor log gevallen" J. Kraak (1913) is geboren en geto gen in Wolphaartsdijk. Sinds 1926 houdt hij zich aktief met vogels bezig. Ging veel op stap met vogelfotograaf Pieters, jachtopziener Van de Weele en later met Mr. T. Lebret, destijds officier van justitie in Middelburg. Kraak woonde als kind in hetzelfde huis aan de Noorddijk waar hij nu woont: „Als je van hier uit naar Kwisten- burg wandelde kwam je zeker vijf paar geelgorzen tegen. En ook de steenuil en de boomkruiper kwa men hier toen voor." Moeiteloos somt Kraak drie boerderijen in de directe omgeving op waar de kerk uil destijds broedde De kwartel was een regelmatige verschijning; op mooie zomeravonden hoorde je ze roepen vanuit de vlasakkers. Vlak na de oorlog broedde in de Oost Nieuwlandpolder enkele jaren achtereen zelfs de kwartelko ning. In een boomgaard langs de Stadse- weg moest Kraak als jongen vaak „spreeuwen wachten". Altijd was daar het nest van de wielewaal te vinden. Eens broedde er in de hoogstam-perebomen zelfs een blauwe reiger, waarschijnlijk afkomstig uit de kolonie in het reigerbos bij Wilhelminadorp. Als boerenarbeider werkte Kraak vaak in de buurt van de Ooster- schenge Het was geen uitzonde ring dat op één perceel bouwland zo'n 20 kluten broedden. In de Schenge was een eilandje waarop een flinke visdievenkolonie zat. Het bovenstaande is maar een greep uit alles wat de heer Kraak uit zijn zestig jaar lange ervaring opsomt. Het zijn allemaal vogels die alleen in de herinnering nog voortleven. Kraak: „De grote klap is al voor de oorlog gevallen, vooral in de jaren '30 zijn er etg veel soorten verdwenen." Nog steeds trekt Kraak er op uit om van het vogelleven te genieten. Vooral langs de Schenge is hij

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1986 | | pagina 3