Wandelingen door het Zeeuwse landschap: De Westeindse Weel Door M. Jacobusse Wreed? Het dijkenlandschap in de Zak van Zuid-Beveland behoort voor liefhebbers van natuur en landschap tot de meest bekoor lijke stukjes Zeeland. Bij een tocht door de kleinschalige poldertjes vergaat het je als bij een duinwandeling. Telkens als je weer tegen een dijk bent opgetornd denk je dat dit de laatste is. Dat hierachter eindelijk het water zal zijn... Maar tien tegen één doemt aan de einder alweer de volgende binnendijk op, compleet met een massieve populierenrij. Stukje bij beetje is dit land op het water veroverd; nu eens in een onstuitbare zegetocht, waarbij polder na polder werd ingedijkt, dan weer geteisterd door een stormvloed, zodat grote stukken moeizaam verworven land opgeslokt werden door de golven. Eén van de beruchtste storm vloeden was de St. Felixvloed op 5 november 1530. Niet voor niets ging deze dag de geschie denis in als "Sint Felix quaade saterdagh". Eén van de polders die verloren ging was de vijftien jaar eerder bedijkte Sint Antho- nispolder. Op de plaats waar de dijk het begaf ontstond een diepe stroomgeul. Bij de herstel werkzaamheden werd de dijk met een boog om dit stroomgat heengelegd; en daarmee ontstond één van de vele welen die het Zuid-Bevelandse landschap rijk is: de Westeindse weel. Ingebed in het kleinschalige polderland behoort de kreek met zijn lage oeverlanden tot de allermooiste stukjes natuur in het gevarieerde landschap van de Zak. Ook voor de vogels is het gebied een klein paradijsje. Het meest opvallend is dat in de broedtijd. Langs het water valt het grillige baltsspel van de 4 kluut te bewonderen en boven het weiland buitelen volop kieviten. Vanaf een schuurpaal in het weiland klinkt de ijle roep van de tureluur je tegen. Een bijzonderheid zijn de kleine pleviertjes die op de slikstrandjes langs de weel dribbelen. Hun nest is te vinden op kale plekken ergens in het weiland. De rietvelden vormen een wereld apart. Waterhoen en meerkoet bouwen er hun nest en ook de woerden van wilde eend en slobeend die op de plas dobberen hebben ergens in het riet hun broedende wijfje. Vanaf een hoge rietpluim draagt de rietgors zijn eentonige liedje voor, en af en toe laten de druk- beweeglijke karekietjes zich even zien om daarna als een muis weer tussen de dichte begroeiing te verdwijnen. Als vanuit het niets ineens de bruine kiekendief opdoemt gaat al het kleine grut in dekking en even is er een doodse stilte. Dat wordt anders als de kiekendief boven het weiland verschijnt. De Weel met haar oeverlanden behoort tot de mooiste stukjes landschap van de zak. De kleine plevier is één van de talrijke broedvogelsoorten in he gebied.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1987 | | pagina 4