Vlinders in
de tuin
door M. Jansen
Overwinteraars
Het nieuwe groeiseizoen is
weer begonnen. In de tuin zijn
de eerste bloemen bijna uit
gebloeid. Voor de vlinders in
de tuin is het ook zo ver.
Terwijl het blad nog aan de
bomen moet komen, van
januari tot maart, zijn ze reeds
te vinden, 's Avonds kunnen
ze met een grote zaklantaarn
worden opgespoord. De wijfjes
leggen dan de eieren op een
tak van één van de voedsel
planten van hun rupsen: els,
wilg, meidoorn of sleedoorn.
Deze verborgen levende nacht
vlinders zijn weinig bekend.
Alleen ingewijden zullen bij het
lezen van de titel boven dit
stukje aan dit soort dieren
denken.
Van onze 107 soorten inheemse
dagvlinders kunnen er in elke
Nederlandse tuin minstens 14
verwacht worden. Hiertoe
behoren o.a. de citroenvlinder,
drie soorten koolwitjes,
kleine vos, dagpauwoog, twee
blauwtjes en enkele zandoogjes.
We kunnen de kans om deze
vlinders in onze tuin te
ontmoeten vergroten door de
aanschaf van planten met
geschikte bloemen. Zo blijken
de meeste vlinders de voorkeur
te geven aan paarse en rose
bloemen. De dieren komen
vooral af op de nektar. Uit
gegevens die zijn verzameld door
het Landelijk Dagvlinderprojekt
LH (Landbouwhogeschool
Wageningen) blijkt dat de vlin
derstruik (Buddleja) de on
betwiste nummer één is, gevolgd
door akkerdistel, klimop,
koninginnekruid, dophei,
struikhei, braam, kattestaart,
slangekruid, dahlia, jacobs-
kruiskruid en koolsoorten. Iets
minder belangrijk zijn water
munt, zeepkruid en boeren-
wormkruid. Van de geculti
veerde planten zijn, naast de
eerder genoemde vlinderstruik,
deutzia, hyssop, lavendel, liatris,
kattekruid en phlox (vlambloem)
van belang.
In het voorjaar verschijnen eerst
de dagvlinders die als volwassen
insekt overwinteren: citroen
vlinder, kleine vos en dagpauw
oog. Ze overleven vaak binnens
huis, in schuurtjes, onder
dakgoten e.d. en verlaten, zodra
de temperatuur een kritische
grens bereikt, hun over
winteringsplaatsen. De meeste
vlinders die je in het vroege
voorjaar ziet, zitten niet op
bloemen. Ze zonnen of zitten
druk achter elkaar aan. De
citroenvlinder zien we pas eind
april op bloemen, vooral op de
paardebloem die dan massaal
bloeit. De kleine vos is al direct
op bloemen te vinden. Klein
hoefblad en wilg trekken soms
aardige aantallen, hoewel de
meeste vlinders toch zonnend te
zien zijn. Als de paardebloemen
in bloei komen, zitten daar vaak
vosjes op. Andere planten
komen dan nauwelijks aan bod.
Later in het seizoen komen deze
vlinders (let wel: de volgende
generatie) vooral graag op
buddleja. Ook de grote rose
bloemschermen van vetkruid
(o.a. hemelsleutel) worden dan
gekozen. Zodra de klimop
begint te bloeien worden deze
twee planten echter veel minder
bezocht. Vlinders selecteren
bloemen duidelijk op kleur,
maar het is zeker niet het enige
selectiemiddel gezien de grote
voorkeur voor de vrij kleurloze
bloemen van klimop. Wijfjes
van koolwitjes blijken in het
begin de voorkeur te geven aan
paarsblauwe bloemen. Later,
wanneer ze eieren willen gaan
leggen, komen groen-gele
bloemen meer in aanmerking.
Het is ook de moeite waard
eens te letten op de nacht
vlinders. Sommige soorten
vliegen ook overdag. Wie de
kolibriepijlstaart met zijn lange
roltong nektar heeft zien zuigen
uit een phlox, zal dit niet vlug
vergeten. Nachtvlinders gaan
vooral af op de geur. Belangrijke
nachtvlinderbloemen met een
sterke geur zijn: phlox, avond
koekoeksbloem, petunia, wilge
roosje, teunisbloem, kamper
foelie en hyacint. De meeste van
deze planten dienen ook als
voedselplant voor de rupsen en
voor allerlei andere ïnseltten.
De kleine vos over
wintert vaak
binnenshuis.
Bij mooi weer is de
vlinder al in febru
in de tuin te vinde
6