Wandelingen door
het Zeeuwse landschap:
Het landgoed Ter Hooge
door M.Jacobusse
Vergane glorie
Het is herfst op Ter Hooge.
Pas laat in de ochtend dringt
aarzelend het zonlicht door de
grauwe mistsluier die over het
bos hangt. Ergens in de verte
klinkt de lachende roep van
een groene specht. Een groep
meesjes is druk in de weer in
de sierstruiken langs de
voorwei.
Traag scharrelt een pad over de
doorweekte bosbodem, op zoek
naar een geschikt winterverblijf.
Een verweerde eikestobbe lijkt
volop mogelijkheden te bieden:
het wemelt er van de hoeken en
gaten, maar de pad denkt er
anders over. Zonder op of om
te zien vervolgt hij traag zijn
weg. Tussen het mos kruipt een
door de kou versufte hommel.
Bij het paadje langs de
Zwanekom hangt een zoete
parfumgeur, onmiskenbaar
afkomstig van een grote
paddestoel midden op het pad:
de paarse schijnridder. Nog geen
tien meter verder staat een
groepje levertraanzwammen.
Met hun grauwbruine tint en de
walgelijke levertraangeur een
heel wat minder aantrekkelijke
soort. Hoewel.... het is maar
hoe je 't bekijkt. De paarse
schijnridder is in bijna alle
parken en bossen te vinden,
terwijl een vondst van de lever-
traanzwam als iets bijzonders
geldt. Het landgoed herbergt
trouwens meer van die zeld
zaamheden. Vaak zijn het onop
vallende kleine zwammetjes
waar alleen de specialist plezier
aan beleven kan. Een uitzonde
ring daarop vormt de rode kelk-
zwam. Deze paddestoel vormt
felrode plakkaten die schijnbaar
los op de bosbodem liggen. Hoe
deze schoonheid, die verder
alleen in de Flevopolders gere
geld te vinden is, hier verzeild is
geraakt? Het is één van de vele
geheimen van het herfstbos.
Misschien was hij vroeger meer
verbreid in deze streek. Twee
Het kasteel gezien vanaf de grote vijver.
honderd jaar geleden lagen er op
Walcheren ver over de honderd
buitenplaatsen. Deze waren,
behalve langs de binnenduinrand
vooral geconcentreerd langs de
weg Middelburg-Koudekerke-
Vhssingen. De meeste landgoe
deren werden aangelegd in de
zestiende en zeventiende eeuw,
toen onder de rijke kooplieden
het buiten wonen in zwang
raakte. Het kasteel Ter Hooge
wordt al vermeld in geschriften
uit de veertiende eeuw, maar pas
omstreeks 1750 werd het park
aangelegd. De aanleg vond plaats
in de toen in de mode komende
Engelse landschapsstijl. Die
Engelse landschapsstijl wordt
gekenmerkt door een speelse
indeling, met kronkelpaadjes,
grillige waterpartijen en veel
reliëf. Volgens kenners duidt een
oude plattegrond van Ter Hooge
ook op Chinese invloeden. We
vinden daarop een „berg met
tempel", een plein met bloemen
en bomen en verspreid staande
groepjes naaldbomen.
Aan het eind van de achttiende
eeuw raakten veel buitenplaatsen
in verval. Veel bossen werden
gekapt en historische gebouwen
vielen onder de slopershamer.
De inundatie van Walcheren aan
het einde van de Tweede
Wereldoorlog betekende voor
een aantal buitens de genadeslag.
Op Ter Hooge overleefde
slechts één enkele kastanjeboom
de inundatie. Gelukkig werd het
park kort na de oorlog opnieuw
ingeplant.
Op deze stille herfstochtend zou
niemand meer vermoeden dat
het bos nog maar 40 jaar
geleden opnieuw werd aange-
16