mmPM Selbernen, zoutzieden en keetspek Di egakkers zijn b; .-klonken tot ïtl liepe greppels Sn de uitgeveende |e en liggen er als d ine eilandjes tussen. La gs een ingestort ll< '.talud zijn de ip lesteken in het Inna vele eeuwen ut duidelijk te zien. Het darinck delven binnendijks had vaak desastreuse gevolgen voor de cultuurtoestand van de grond. Een groot deel van de enkele tienduizenden hectaren in Zeeland gemoerde grond is in „(h)ollebollige" toestand achter gelaten. Bovendien zijn de van nature al relatief laag liggende poel- gronden door het uitmoeren nog extra verlaagd. In vroeger tijden konden hierdoor periodiek binnenmeerachtige toestanden ontstaan. Het is dan ook begrij pelijk dat door het uitvaardigen van ge- en verboden getracht is om aan de schadelijke gevolgen paal en perk te stellen. Niet alleen het landbederf, maar ook het gevaar voor ondermijning van dijken en wegen trachtte men te bezweren. De machtheb bers, o.a. ambachtsheren en graven, alsmede de abdijen, trokken echter grote inkomsten uit de verkoop van grond en uit de gunning tot moeren. Ook op de handel in zout rustte een zware cijns. Door geldgebrek vanwege oorlog, dijkonderhoud of ook wel ten eigen bate werd er met de keuren en regle menten op grote schaal de hand gelicht. Het verwerken van de darinck tot schoon keukenzout ging in het kort als volgt: de met de platte spade opgedolven darinck werd op hopen te drogen gezet. Hierna volgde het verbranden (selbernen). De zoute as werd, samen met een hoeveelheid darinck als brandstof naar de zoutketen gebracht voor het koken (zoutzieden). Deze darinck vervulde dus een dubbele functie; ze diende als brandstof en leverde zelf ook zout. De zoutketen waren simpele, brandbare bouwsels, waarin een aantal ovens met grote open, platte metalen pannen waren opgesteld. Het zieden werd verricht door de pannemannen. De sel-as werd, mede ter verhoging van het zout gehalte, opgelost in zeewater waaruit „sel" werd verkregen. Deze sel werd gefiltreerd door de onzuivere massa in kegelvor mige gevlochten manden te scheppen. Deze hingen met de punt naar beneden boven de pannen. De zoutkokers moesten zeer deskundig zijn. Het schuim met onzuiverheden werd tegen het kookpunt afgeschept. Het indampen leidde tot uitkristalli satie, eerst van gips en andere bijzouten die een korst op de bodem vormden, het pan- of keetspek. Daarna volgde neerslag van het keukenzout en snel daarna het magnesiumzout. Dit laatstgenoemde zout mocht vanwege de bittere smaak niet neerslaan. De moederlaag moest dus direct na het neerslaan van het keukenzout worden afgetapt. De uitgekookte sel-as werd als afval tezamen met de onbruik bare verontreiniging op hopen gestort. Bekend zijn nog verschillende plaatsen en plaats namen die duiden op restanten van deze industrie. In de vorige eeuw is nog sel-as als meststof voor 25 cent per mud verkocht naar Brabant. Naast een aantal plantenvoe- dende stoffen bevat dit afval tot 50% koolzure kalk. De produktie en kwaliteit van selzout was zodanig dat het een eersterangs exportartikel kon worden. Box horn vermeldt in 1644: „want deze asschen tot Ziericzee ende elders in de zout keten ghebracht, besprenght werdende met zee ofte zout water, gaf uyt sich schoon wit en blinckendt soudt." Ongeveer 90% van het geproduceerde zout was bestemd voor export. Eén kubieke meter zout veen bevatte ongeveer 15 kg keukenzout. Bij een opgraving van 80 cm veen komen we tot een opbrengst van 120 ton per hectare. In de loop der eeuwen is in Zeeland zo'n 50.000 hectare verveend, wat neerkomt op een produktie van 6.000.000 ton! Alhoewel het selzout de produ cent, handelaar en machthebber geen windeieren heeft gelegd, heeft het voor de grondge bruiker veel ongerief gebracht. Door de verlaging en de holle- bollige ligging van het maaiveld, was het uitgemoerde terrein alleen nog voor grasland bruik baar. Een sterke afwisseling van laag en hoog en daardoor nat en droog, met plaatselijke brakke en zoute delen, zorgde voor een grote diversiteit in de begroeiing. Mede door de afwis seling met de kreekruggen waarop de hofsteden, bouw landen en boomgaarden waren geconcentreerd, waren het land schappelijk unieke gebieden. Sinds 1945 is er op grote schaal geëgaliseerd en opnieuw verka veld. Veel grasland is omgezet in bouwland. Op die manier verdwenen (en verdwijnen!) meer en meer de karakteristieke landschapselementen van het Oudland. Voor de moderne boer een noodzaak, maar land schappelijk gezien een onver vangbaar verlies. Tijdens excursies in de Week van het Landschap wordt in de Yerseke Moer aandacht besteed aan de sporen die de moernering in het landschap heeft achtergelaten (zie achterpagina). 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1987 | | pagina 5