Gesprek met Jan Boom,
schapenhouder op Saeftinghe
door G.M.P. Sponselee
In 1973 werd het Verdronken
Land van Saeftinghe aange
wezen als natuurreservaat; de
beheerder werd de Stichting
Het Zeeuwse Landschap.
Voor het oog lijkt het alsof
een schorren- en slikkengebied
het meest natuurlijke stuk
natuur is dan men zich denken
kan. Dat geldt wel voor de
slikken, niet voor de schorren.
Die zijn zolang ze bestaan
beweid geworden door schapen
en rundvee en daardoor is een
verruiging - overheersen van
enkele dominante plante-
soorten - tegengegaan. Een
beweid schor heeft een grotere
diversiteit, verscheidenheid,
dan een onbeweid. De bewei-
dingsdruk is in Saeftinghe
allengs verminderd. In betrek
kelijk korte tijd liep het aantal
schapen terug van ca 5000 naar
goed 300.
Rond 1980 gaf Ward Verbist,
de herder die vanaf Emma-
haven een flink deel van het
schor beweidde, te kennen zijn
bedrijf te willen beëindigen.
Het Zeeuwse Landschap nam
de kudde over alsmede de
sterk onderkomen gebouwen
en de schamele inventaris.
In 1981 nam de Coöperatieve
Schapenhouderij Saeftinghe
onder leiding van Jan Boom,
als zelfstandig bedrijf de bewei
ding voor het Zeeuwse Land
schap op zich.
Nu, zes jaar later, praat
George Sponselee met Jan
Boom.
Je komt niet uit een boeren
geslacht, je haalde in Utrecht je
doctoraal examen biochemie en je
werkte als onderzoeker bij het
Van Leeuwenhoekhuis en bij de
Waddenvereniging.
Waarom werd je boerf
Door mijn werk bij de Wadden
vereniging ben ik betrokken
geraakt bij wat je zou kunnen
noemen: de boer in de natuur
en met name de controverse
tussen de boer en de natuurbe
scherming. Die is zo oud als de
natuurbescherming zelf. Ik
spreek nu vooral over de
veehouderij. Natuurbeschermer
en boer hebben daar belangstel
ling voor hetzelfde: de
graslanden. Om de soorten
rijkdom aan planten, om de
weidevogels. Met de akker
bouwer ligt het conflict anders.
De natuurbeschermer heeft het
akkerland allang opgegeven als
potentieel natuurgebied. Een
discussie over waardevolle en
zeldzame akkeronkruiden wordt
zelden gevoerd. Wel wordt er
gestreden over de hoeveelheden
en soorten gifstoffen die er
toegepast worden. Ten aanzien
van grasland ligt dat heel en heel
anders, daar hoef ik hier nauwe
lijks dieper op in te gaan. Kijk
maar waar de relatienota-
gebieden liggen, waar beheers
overeenkomsten worden
afgesloten. Je moet er van
uitgaan dat veehouderij vaak een
marginaal bestaan is en wat je
zeker niet mag zeggen is dat de
boer geen oog heeft voor de
natuur. Maar hij moet wel
kunnen leven van zijn bedrijf.
De argwaan van de natuurbe
schermer voor de boer en omge
keerd komt voort uit onbekend
heid met eikaars werk. Die
tegenstelling leidde soms tot
keiharde conflicten zoals bij de
inpoldermgskwestie in noorde
lijk Friesland, maar ook tot
goede samenwerking onder
andere op Terschelling waar de
boeren wilden voorkomen dat
de kleine zuivelfabriek van het
eiland verloren zou gaan. Daar
ben ik actief bij betrokken
geweest en dan bemerk je dat de
boeren wel oog hebben voor dat
natuurbeschermingsbelang en dat
ze daar ook hun bedrijfsvoering
wel op willen afstemmen, maar
daar kom je alleen achter als je
bij de boer thuis gaat kijken en
eventueel met hem meewerkt in
het bedrijf. Langzamerhand
raakte ik in die wereld zeer
vertrouwd en het is in Water
land geweest dat ik zelf in het
boerenvak ben gestapt. Waarom
zul je vragen? Ik denk dat je
mag zeggen dat na jarenlang
praten en actievoeren over hoe
je je als modern mens in de
natuur hebt te gedragen, de tijd
rijp was om dat ook te gaan
doen. Juist omdat er over het
boerenvak zoveel strijd geleverd
wordt terwijl dat helemaal niet
nodig is. Als je strijd levert over
de chemische industrie, dan kan
ik dat snappen, niet als het gaat
over de werkwijze van iemand
die heel dicht bij de natuur
staat. Dat is vreemd.
Je begon in Waterland - iets ten
noorden van Amsterdam - in de
melkveehouderij. Kun je die
periode kort samenvatten
Ja, met een zittende boer als
compagnon. Het bedrijf was te
klein om twee mensen een
Jan Boom op pad
met de kudde.
6