Natuurwaarden Gevolgen en verwachtingen schikken, worden in dit artikel een aantal zaken uit de stroom informatie van de onderzoeks- en de beleidswereld op een rijtje gezet. t'NA* (P se rotskust. De natuurwaarden van de Oosterschelde zijn reeds verschil lende malen in boeken en tijd schriften beschreven, waarbij clichés als uniek en dergelijke niet te vermijden waren. Het bijzondere karakter van de Oosterschelde komt duidelijk naar voren als vergelijkingen met de Westerschelde en de Wadden zee gemaakt worden. Zo komen de plant- en diergemeenschappen die kenmerkend zijn voor rots kusten langs Het Kanaal alleen zo uitgebreid en soortenrijk voor op de stenen dijkglooiingen van de Oosterschelde. Ook de zee grasvelden en hun dierlijke bewoners komen wat betreft het getijde-milieu nagenoeg alleen in de Oosterschelde voor. Naast deze twee kenmerken zorgen de helderheid en het constante zout gehalte van het water ervoor dat de totale soortenrijkdom van het gebied opvallend hoog is. Een ander, triest verschilpunt is de lage vervuilingsgraad van de Oosterschelde, zowel wat betreft nutriënten (meststoffen) als microverontreinigingen (zware metalen en PCB's e.d.). Dit schone milieu vormt een zeer gunstig uigangspunt voor de zeehond als die in het Delta gebied terugkomt, (zie elders in dit nummer). In de Waddenzee heeft de voortplanting van deze dieren duidelijk onder de vervui ling te lijden. Wetlands als de Oosterschelde behoren tot de laatste echte natuurgebieden waarvan de natuurlijkheid nog relatief weining is aangetast. Geomorfo- logische processen als opbouw en afslag van platen mogen hier nog op grote schaal plaatsvinden. Het opvallendste biologische kenmerk van die natuurlijkheid is de enorme rijkdom aan vogels. De aantrekkelijkheid van deze gebieden voor vogels berust op een aantal factoren. Ten eerste is hier de dichtheid aan bodem- dieren, vooral schelpdieren en wormachtigen, veel hoger dan in de open zee. Ten tweede zijn deze gebieden van nature veilig voor vogels. De kale, wijdse platen en watervlakten kunnen ze goed overzien, terwijl ver B loeiende zeeasters op een Oosterscheldeschor. storing in de vorm van roof dieren ontbreekt. Ten derde liggen er maar weinig wetlands meer op de trekbanen van de vogels, waardoor het in de aanwezige gebieden extra druk is. Eén van de vervelende conse quenties van de recente waterstaatkundige werken is dat nu een netto erosie in de ondiepe delen van de Oosterschelde plaatsvindt. Het systeem van zeer diepe geulen en met laag water droogvallende platen en slikken is zich aan het wijzigen. In de nieuwe situatie zijn de stroom- snelheden van het water in de geulen gemiddeld 30% lager geworden dan voorheen. Er bestaat een verband tussen stroomsnelheid en diepte van de geul. Het gevolg van de afname van stroomsnelheden is dan ook dat de geulen ondieper worden door afzetting van de in het water zwevende zand- en slib- deeltjes. Aangezien de netto aanvoer van sedimentdeeltjes vanuit de Noordzee naar de Oosterschelde gering is, zal nagenoeg al het materiaal voor de opvulling van de geulen afkomstig zijn van de platen en slikken. Op vele plaatsen treedt nu afslag van plaatranden op. De afslag zal blijven domineren over de aangroei van platen net zolang totdat er een nieuw evenwicht bereikt is tussen stroomsnelheden en geuldiepte. Tot het jaar 2020 zal van het huidige areaal platen en slikken, ca. 10.900 ha in totaal, 1400 ha verdwijnen, terwijl er nog eeuwen een (geringe) netto afslag zal zijn. (Bij deze berekeningen is echter geen rekening met zeespiegelrijzing gehouden). Platen en slikken hebben een erg belangrijke natuurfunktie. Bij eb fourageren hierop grote aantallen vogels en bij vloed vissen als schol, bot en tong. Na de sluiting van de Oester- en Philipsdam is het totale plaat- en slikoppervlak in de Oosterschelde met 36% afgenomen. Hierdoor zal ook het gemiddeld aantal vogels in de Oosterschelde lager worden dan voorheen, misschien wel 30%. Door de oeverafslag zal de komende jaren nog een aanzien- 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1987 | | pagina 11