De situatie in Zuidwest-Nederland )p iet land bewegen ee onden zich et its moeizaam Vóór de tweede wereldoorlog kwam de zeehond algemeen in de Deltawateren voor. Wester- en Oosterschelde, Grevelingen en Haringvliet hadden ieder een populatie van enkele honderden dieren. Zelfs tot voorbij de Moer- dijkbruggen werden zeehonden waargenomen. Het totaal aantal bedroeg naar schatting ca. 1300 stuks. Omstreeks 1950 is de jacht op met name jonge dieren (voor het bont) sterk geïntensiveerd. Dat is de belangrijkste oorzaak voor een eerste achteruitgang tot ca. 300 stuks in 1960. Na het stopzetten van de jacht is in de Waddenzee een tijdelijk herstel opgetreden, waarna de aantallen verder zijn teruggelopen. In het Deltagebied heeft zich in het geheel geen herstel voorgedaan en was de zeehond omstreeks 1970 vrijwel verdwenen. Hoofd oorzaak voor de grote achteruit gang in de jaren zestig is de verslechterende waterkwaliteit. Het uitblijven van een tijdelijk herstel in het Deltagebied na het stopzetten van de jacht moet wellicht worden toegeschreven aan de grote werken in de monding van enkele zeegaten (m.n. Haringvliet en Greve lingen). Uit onderzoek in de Nederlandse Waddenzee is gebleken, dat de zeehonden daar verhoogde gehalten van diverse verontrei nigingen in hun lichaam hebben (met name de beruchte P.C.B.'s). Verder blijken er in dit gebied minder jongen te worden geboren dan in delen van de Duitse Waddenzee. Nader onder zoek heeft waarschijnlijk gemaakt, dat deze PCB-verontrei- niging verantwoordelijk is voor het gereduceerde aantal geboorten. Daarnaast is bekend, dat verontreiniging het immuun systeem van organismen, dat wil zeggen de weerstand tegen infec ties e.d., kan ondermijnen. Met name infecties (aan de bek en de navelstreek) blijken nu, naast ondervoeding, een belangrijke sterfte-oorzaak voor (jonge) zeehonden. Daarbij moeten we er rekening mee houden dat ook verstoring een belangrijke rol kan spelen bij ondervoeding en verwonding van de dieren. Zoals hierboven al is aangegeven lukt het de jonge zogende dieren vaak niet om voldoende conditie op te bouwen als zij regelmatig op hun rustplaatsen worden gestoord. Daarnaast raken zij gemakkelijk gewond in de navelstreek als ze in paniek van de platen moeten vluchten. Zelfs bij oudere dieren worden de geheelde wonden op deze plaats dan vaak weer opnieuw beschadigd. Het bovenstaande geeft duidelijk aan hoe verschillende negatieve invloeden elkaar kunnen ver sterken. 'M;-v

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1987 | | pagina 5