Wandelingen door het Zeeuwse landschap De inlaag 's-Gravenhoek door M. Jacobusse Veel natuurbladen hebben een rubriek met vogelwaarnemin gen, waarin bijzondere soorten of gedragingen vermeld worden. Opvallend is dat steeds weer dezelfde namen van gebieden opduiken waar der gelijke zeldzaamheden zich ophouden. Eén van die gebieden is de inlaag 's-Graven- hoek op Noord-Beveland. Niet alleen voor vogelaars heeft deze inlaag veel te bieden. Ook voor de gewone wandelaar is het gebied een belevenis. Wel zijn het de vogels die zowel voor de doorgewinterde vogelaar als voor de natuurminnende wandelaar de grote attractie van de 's-Graven hoek vormen. In de broedtijd hangen vlinder- vlugge sterntjes boven het water, op zoek naar een prooi voor hun altijd hongerige kuikens. Zwaluwen scheren over de plas en kluten weten je door hun malle capriolen altijd weer weg te lokken naar een plek die op een veilige afstand van het nest ligt. In de herfst komen de trekvogels. De melancholieke roep van de groenpootruiter wordt overstemd door krijsende meeuwen. Langs de dijk vliegt een tapuit van paal tot paal. Net als je denkt hem kwijt te raken licht de witte stuit weer op boven het dorre gras. Maar het mooist is de inlaag in de winter: dodaarsjes, futen, grote groepen meerkoeten, meer dan tien verschillende eende soorten, reigersteveel om op te noemen. De inlaag is genoemd naar de 's-Gravenhoekpolder, die in 1657 ten noorden van de Nieuw- Noord-Bevelandpolder werd ingedijkt. In 1671 volgde de Nieuw-'s-Gravenhoekpolder, ten westen van de oude. Beide polders verdronken in de acht tiende eeuw, nog geen honderd jaar nadat ze bedijkt waren. De Zonsondergang boven de inlaag 's-Gravenhoek. De overgang van land naar water wordt gemarkeerd door zeeasters. In de herfst valt van ver het sneeuwwitte vruchtpluis op. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1987 | | pagina 7