De Gierzwaluw
Tot slot
we de meeste kolonies ir.
Zeeuwsch-Vlaanderen vinden, is
de achteruitgang niet zo sterk
geweest maar beloopt toch nog
altijd een 40% (van 425 paar in
18 kolonies in 1964 tot 254 paar
in 10 kolonies in 1986). Als
oorzaken ziet men onder meer
de afname van geschikte broed-
wanden (door oeververbete
ringen, toegenomen recreatie
druk, volstorten van afgravingen,
afgraven gronddepots e.d.) en de
ongunstige omstandigheden in de
droge Sahel-landen, waar de
oeverzwaluw de winter door
brengt.
De gierzwaluw is vrijwel geheel
roetzwart. Hij is goed herken
baar aan zijn lange, sikkel
vormige vleugels, de staart is
lichtgevorkt. Het is een van de
beste vliegers onder onze vogels
en met z'n torpedovormige
lichaam bereikt hij snelheden van
over de honderd kilometer per
uur. Het grootste deel van het
gierzwaluwenleven speelt zich in
de lucht af. Jagend, zelfs parend
en slapend! Men heeft wel eens
uitgerekend dat de vogels per dag
tot 800 kilometer afleggen! Dat
vergt natuurlijk nogal wat van
een vogellijfje dat gemakkelijk in
de hand past. Zo'n constant
draaiend motortje moet ook
doorlopend van brandstof
worden voorzien. Vandaar dat ze
overdag voortdurend bezig zijn
met het verzamelen van voedsel.
Achter het korte snaveltje gaat
een enorm brede mondopening
schuil, die als een soort voed-
selval werkt. De insecten worden
niet uit de lucht gepikt, maar
gewoon „binnengevlogen, in
gunstige tijden wel zo'n tiendui
zend per dag! Broeden doen ze
op plaatsen waar ze vrij in en uit
kunnen vliegen. Zoals onder niet
al te best sluitende pannedaken,
onder nissen van daknokken en
daklijsten, in muurholten, onder
10
kapotte dakpannen, enz. Een
beetje rommel achter de pan
latten is al voldoende ondergrond
voor de twee of drie dofwitte
eieren. Die komen na 18 tot 20
dagen uit en daarna duurt het
voor zangvogelbegrippen vrij
lang voor de jongen uitvliegen:
wel vijf tot zes weken. Het
voeren stopt ongeveer een week
daarvoor. Dat laatste weekje
vasten geeft de jongen kennelijk
precies 't goede gewicht om het
luchtruim te kunnen kiezen.
Voorgoed, want ze keren niet
meer in het nest terug.
Ook voor de gierzwaluw ziet in
ons land de toekomst er somber
uit. Door sloop en renovatie van
oude stadswijken verdwijnt veel
broedgelegenheid en in nieuw
bouwwijken is er al helemaal
geen gelegenheid tot nestelen.
Een proef met speciale gier
zwaluwendakpannen door de
Vogel werkgroep Walcheren in de
Souburgse renovatiewijk leverde
vorig jaar een succes op dat
boven verwachting was. Maar het
zal van de mens afhangen of deze
vorm van kunstmatige nest
gelegenheid op grote schaal zal
worden toegepast.
De gierzwaluw brengt het grootste
deel van zijn leven in de lucht door.
In de trektijd wordt zelfs tijdens de
vlucht geslapen!
Zowel de huiszwaluw als de
boerenzwaluw en gierzwaluw
zijn van oorsprong broedvogels
van kliffen, rotsen, grotingangen
e.d. Ze hebben hun broedareaal
vergroot door ook onze
woningen, kerken, bedrijfs
gebouwen e.d. als broedplaats te
kiezen. Het is de vraag of ze
- op langere termijn gezien - een
verstandige keuze hebben
gemaakt. Immers, door toepas
sing van nieuwe producten en
andere bouwmethoden verdwijnt
steeds meer nestgelegenheid! In
beperkte mate kunnen we ze een
handje helpen. Door bv. te
zorgen dat er na terugkomst van
de huis- en boerenzwaluw in de
buurt van hun oude nestplaats
steeds een ondiep modderplasje
is, waar ze bouwmateriaal
kunnen vinden. Door een
raampje of deur voor de boeren
zwaluw open te laten, zodat ie
daar binnen kan. Door geen
nesten weg te steken (een plankje
eronder tegen overlast door
uitwerpselen helpt prima!) en
door geschikte dakgoten gewoon
wit te schilderen (Huiszwaluwen
nestelen niet graag onder donker
geschilderde goten). Door hier en
daar in het buitengebied een steil
wandje te creëren voor de oever
zwaluw. Of door het leggen van
speciale gierzwaluwendakpannen.
De gehechtheid van deze soorten
aan de menselijke bebouwing
geeft ons een zekere verantwoor
delijkheid. Hopelijk zullen we
nog lang van hun aanwezigheid
mogen genieten. Want een zomer
is geen echte zomer zonder het
gezellige gekwetter van de metse
laars en gravers, de huis-, boeren-
en oeverzwaluw en het „gierende
gekrijs" van de luchtridders, de
gierzwaluwen!
Vliegende huiszwaluw.