Hoogleraar Estuariene Ecologie
door G.J.C. Buth
Gestresste systemen
Excursie in Saeftinghe. V.l.n.r. beheerder J. Neve, P. Nienhuis, R. Willems (direk-
teur Zeeuws Landschap) en mevr. G. de Vries-Hommes (gedeputeerde voor natuur
bescherming).
Factoren als het vlakke land
schap van een estuarien gebied,
de aanwezigheid van stromend
water om afval af te voeren,
goede visgronden en de nabij
heid van de zee voor import en
export van goederen, brachten
de mens al vroeg in de historie
er toe om verspreid over de
hele wereld riviermondings-
gebieden in cultuur te brengen.
Zo zijn bijvoorbeeld steden als
Venetië, Amsterdam, Boston en
Londen grotendeels gebouwd
op ingepolderde schorren.
Daarnaast behoren echter nog
steeds verscheidene estuaria in
Europa tot onze laatste groot
schalige natuurgebieden,
waarin natuurlijke invloeden
overheersen over menselijke
verstoring. Deze twee uiter
sten, aan de ene kant sterke
menselijke invloed in de vorm
van steden, industrie, vervui
ling, visserij en rekreatie, en
aan de anderen kant de aanwe
zigheid van nog (tamelijk)
natuurlijke estuariene gebieden,
liggen ten grondslag aan het
instellen van het vakgebied
Estuariene Ecologie aan de
Katholieke Universiteit van
Nijmegen.
Dr. Piet Nienhuis, onderzoeker
bij het Delta Instituut voor
Hydrobiologisch Onderzoek in
Yerseke en sekretaris van de
Stichting „Het Zeeuwse Land
schap", viel begin dit jaar de
eer te beurt van het hoogleraar
schap voor dit vak. Naar aanlei
ding hiervan een gesprek met
hem.
GJB: Volgens mij is het beeld
van een professor de laatste jaren
nogal gewijzigd. De prof oude
stijl was meestal een wat oudere
man, geleerd op velerlei gebied
en min of meer opererend in een
ivoren toren. De huidige profes
soren zijn meestal wat jonger,
nog wel voornamelijk mannen,
met meer de nadruk op mana
ging dan eruditie en met beide
benen in de maatschappij staand.
Klopt deze gesimplificeerde voor
stelling?
PN: In grote lijnen klopt dat
inderdaad. De gemiddelde leeftijd
van hoogleraren is tegenwoordig
niet zo hoog als vroeger, terwijl
het echter nog steeds voorname
lijk een mannenwereld is.
(Lachend) Wat betreft dit laatste
punt zeg ik verder niets.
Het managerschap, de weten
schappelijke produktie en het
telkens weten aan te tonen van
het belang van jouw vakgebied
en vakgroep, zijn tegenwoordig
zeer belangrijke factoren voor
een hoogleraar. Mede ingesteld
vanwege bezuinigingsoperaties
wordt de laatste jaren per vak
gebied het wetenschappelijk
onderzoek in Nederland regel
matig door diverse commissies
„tegen het licht gehouden" en
beoordeeld. Vakgroepen van
universiteiten en instituten
krijgen bij zo'n beoordelings
ronde uiteindelijk een soort cijfer
voor de door hen verrichte werk
zaamheden gedurende de laatste
jaren. Als dat een onvoldoende is
betekent dat meestal dat de
desbetreffende groep opgedoekt
of gedeeltelijk ergens anders
ondergebracht zal worden. Wat
betreft het werken in een ivoren
toren vind ik het een goede zaak
dat je tegenwoordig meer
gedwongen bent onderzoek uit te
voeren dat direkte raakvlakken
heeft met vragen en problemen
die in de maatschappij leven of
hierin op korte termijn te
verwachten zijn. Ik voel me meer
aangesproken door onderzoek
dat informatie aandraagt voor het
beleid en de praktijk, dan door
onderzoek dat puur alleen om te
weten, dus voor de wetenschap
op zich, wordt uitgevoerd. Een
onderzoek gericht op toepassing
van het resultaat in de praktijk
hoeft echter zeker niet te
betekenen dat dat dan geen
fundamenteel wetenschappelijk
onderzoek kan worden. Zo is
bijvoorbeeld voor het Delta Insti
tuut het algemene uitgangspunt
voor het onderzoek de vraag:
wat zijn de gevolgen van de
Deltawerken, en recent ook de
vervuiling, voor natuur en
milieu. Dat neemt niet weg dat
hier zuiver wetenschappelijk
ecologisch onderzoek wordt
uitgevoerd.
GJB: Welke onderwerpen en
gebieden gaat het vakgebied Estu
ariene Ecologie omvatten?
13