Vissersman Van Roeyen. scherpe heiliger een gevaarlijk werkje: men waadde door het water en stak naar de platvissen die men onder de voeten voelde wegzwemmen. Men stak zichzelf nog wel eens raak. Meestal bleef het bij een vleeswond maar Jozef Thilleman kreeg één keer zo'n stalen pin met weerhaken dwars door de voet. Wonder boven wonder was er niks gebroken maar het was geen sine cure man en heiliger van elkaar te scheiden. Toch is het goed afgelopen: het zeewater werkte toen nog reinigend en de wond is zelfs niet eens gaan zweren. Staf de Sterke kende de andere vissers mannen aan hun voetafdrukken. „Een lange, smalle voet met een wat vooruitstekende grote teen, dat is Lowie Blom en onzen Deel is bij hem (Fideel de Maayer een broer van de Sterke): een korte brede voet en een kleine stap." Aan een kleine voet, bijna als van een vrouw, met altijd de afdruk van een stok ernaast, kon hij zien dat Sjef Schuddings ook in het schor was. Sjefke was ook zo'n typische figuur. De kleren voor in het schor waren geen waadpakken zoals nu, op geen stukken na, het was zelfs geen zwembroek. Wel een afgesleten „floeren" (veloursen) broek, de pijpen afgesneden of in slierten langs de benen. De mooiste „broek" van het schor was die van Phielemonneken; laten we het maar bij zijn voor naam alleen laten. Het was een uienzakje, twee gaten erin voor de benen, opgehouden rond het midden met een touw, de rest afhangend als een soort schort. Geen mens die eraan dacht te lachen met Phielemons uitmon stering. Het waren geen gemakkelijke mensen, wel stuk voor stuk karakters. Er was rivaliteit maar geen jaloezie; men hielp elkaar, samen leefden ze van en in de natuur. Ruw volk zo op het oog, maar ruzies waren zeldzaam. De opbrengst van de visserij werd voor een deel omgezet in drank en leut, vandaar ook de vele cafés nog niet zo lang geleden. Maar Sjef, Lowie, Jozef, ze vissen niet meer in het schor, ze vissen helemaal niet meer. Piet Praet, schipper van de CLN 20. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1988 | | pagina 5