Nachtelijke wandeling
Toen we weer terugkwamen,
maakten we allemaal samen nog
een klein tochtje met Verlinde en
daarna gingen we in onze kooien
liggen in de kajuit. Verlinde sliep
bi) zijn hulpmotor. Ik wist zeker,
dat ik in de ongemakkelijke
houding waarin ik lag, nooit zou
kunnen slapen en besloot met
Bert Wolters, die van dezelfde
mening was, erop uit te gaan,
ditmaal in mijn doornatte
schoenen. We vertrokken om
half twaalf en bleven meer dan
3 uur weg. Zo hepen we dus de
hele nacht door, eerst een eind
langs een grote weg, daarna een
zijweg inslaande. Overal zongen
in de verte de kleine karekieten
en rietzangers. We vroegen een
paar maal de weg aan fietsers, die
op deze late uren nog op waren.
Eindelijk kwamen we in een
gebied, waar het erg geheim
zinnig was, allemaal dijkjes,
temidden van één moerasgebied,
waar de kikkers en rietvogels
hun hoogste lied zongen in de
verder zo stille nacht.
„Kraaaak" roept een reiger en
een paar wulpen laten hun
melancholieke roep horen.
Even later hebben we weer zo'n
soort landschap, maar nu klinken
geen kikker- of rietvogelgeluiden
eruit op. Hieruit is te besluiten,
dat het deze keer zout water is en
dat merken we ook hieraan op: Kemphaan
De Koudekerkse inlaag aan de zuidkust van Schouwen. In de jaren dertig waren de
inlangen nog verpacht aan eierrapers, die er vroeg in het seizoen de eieren van
meeuwen en sterns raapten.
Walcheren slechts als boemelaars
en „dubbeltjes-zoekers-op-de-
vuilnisbelten" kennen. Ze zaten
tegen de hoge duinen aangeplakt,
broedend op hun 3 eieren of
zweefden in de lucht. In de
nesten vonden we meestal 3
eieren, soms ook 2. Jongen
vonden we niet. Scholeksters
hadden er vast ook jongen of
nesten, tenminste ze vlogen laag
over ons heen en zaten in de
moerassige valleien. Ook een
wulp broedde er vast wel; hij
vloog ook over ons heen. Toen
we het gezien hadden, zijn we in
draf teruggelopen, daar we zo
doornat waren. Bij Burgsluis
hoorden we, dat we misschien
niet naar Veere zouden terug
keren wegens het slechte weer.
Als er plotseling weer onweer
met storm of sterke wind zou
komen opzetten, zouden we
gemakkelijk kunnen omslaan,
vertelde Verlinde. We besloten
het er echter later toch maar op
te wagen en terwijl we binnen
druk bezig waren onze kleren te
drogen, voeren we weg. We
zouden echter Veere die dag niet
meer bereiken, doch liepen
's avonds de haven binnen van
een plaatsje, afgelegen genoeg om
er nooit meer terug te komen.
Dat plaatsje was Colijnsplaat of
op z'n Noord-Bevelands: Kool-
tjesplète. Verlinde vertelde ons,
dat daar ergens in een moeras
veel koeten broedden, 's Avonds
zijn we met een stel mensen een
wandeltochtje op blote voeten
(wegens doornatte kousen en
schoenen) gaan maken over de
dijken. We zagen tureluurs, gier
zwaluwen en andere vogels. De
boerenzwaluwen, die we op onze
heentocht nog over het water
zagen vliegen, waren in het terug
gaan vervangen door vleer
muizen.
14