Naschrift als we ons over een dijkje een eind in 't landschap begeven, zien we in 't water allerlei lichtende organismen, zodat, als we er met onze hand doorheengaan, er lichtende golfjes ontstaan. Ook zpn er lichtende diertjes in, ter grootte van een garnaal, maar misschien dat hierin echter weer de zeevonk in groot aantal zit. Dit laatste gebied was de beroemde Dijkvak Toen we terugkwamen op de boot, lagen alle jongens nog half te maffen. Het water in de haven stond nu zo laag, dat we op het droge lagen. De eerste tijd waren we dan ook nog niet vlot, maar zodra dat het geval was, zijn we vertrokken. Onderweg naar Veere kregen we natuurlijk de gewone zeevogels te zien. 't Was een mooi avontuur geweest." Jonge zilvermeeuwen tussen de bloeiende muurpeper Overvliegende kievit Een noordse stern is m.i. (nu!) gemakkelijker te herkennen, wanneer hij zit: dan steekt de staart over de vleugels uit. Boven dien maken ze in de broedtijd - als je de broedplaats nadert - merkwaardige raspende geluiden (een soort „tandenknarsen") en de snavel is meer vermiljoenrood, intenser dan het rood van de visdiefsnavel. De „beroemde" dijkval, waarover ik het in 1935 heb, zal wel de dijk val van 1933 zijn geweest, waar over M. Jacobusse in „Zeeuws Landschap" van december 1987 schrijft en waaruit de inlaag ,,'s-Gravenhoek", een natuurreser vaat van onze Stichting, is ontstaan. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1988 | | pagina 15