Uit het beheer
Grote Stern weer op de Hooge Platen
door R. Beyersbergen
Al jaren vormen de boven gemid
deld hoogwater gelegen delen van
de Hooge Platen één van de
belangrijkste broedplaatsen van
sterns in ons land. Sterns zijn
meeuwachtige vogels en voeden
zichzelf en hun jongen uitslui
tend met kleine, aan het water
oppervlak levende vis zoals
zandspienng en sprot. In ons
land en de ons omringende
landen zijn vrijwel alle stern
soorten op de zgn. rode lijst
geplaatst en dat wil zeggen dat
bescherming van de soort en hun
broedplaatsen hoge prioriteit
verdient. In 1987 werden de
terreinbeheerders van de Stich
ting aangenaam verrast met de
vestiging van de grote stern als
broedvogel, waarmee het reser
vaat de Hooge Platen ook voor
deze soort van nationale bete
kenis werd. Grote sterns hebben
de reputatie grillige vogels te zijn
en in 1988 moest blijken of
slechts van een incidentele vesti
ging sprake was.
De afgelopen winter was zacht,
stormachtig en bracht veel regen.
De vegetatie kwam al eind
februari uit de winterrust en half
april oogden de duintjes al fris
groen. De winterse overspoe
lingen hadden plaatselijk een
flinke laag zand en schelpen
afgezet en op het achterblijvende
vloedmerk ontkiemden zeekraal
en schorrekruid in groten getale.
Het met de schrale noordenwind
meegevoerde stuifzand kwam in
de ijle begroeiing van strand-
kweek en biestarwegras tot
stilstand en zorgde voor een
ophoging van de duintjes tot
ruim boven springvloedniveau.
Wind en water hadden alle hoog
opgeschoten akkeronkruiden van
de vorige nazomer vernietigd en
de broedplaats van de
dwergsterns was weer als nieuw:
een desolate vlakte van zand en
schelpen. Kortom, een betere
uitgangssituatie voor het broed-
seizoen kan een beheerder van
sternkolonies zich nauwelijks
Nadat de kokmeeuwen reeds half
april bezit hadden genomen van
de duintjes keerden begin mei de
eerste sterns uit hun winterkwar
tieren terug. Rond de 20e mei
werd begonnen met nestelen. De
dwergsterns op de schelpenbank,
de visdiefjes op de biestarwegras-
duintjes, de kokmeeuwen boven
op de strandkweekduintjes met
de grote sterns aan de randen.
Een paartje noordse sterns had
zich tussen de dwergsterns
gevestigd.
Het aantal broedparen van
dwergsterns en visdieven wist
zich te handhaven op het peil
van vorig jaar; de grote sterns
namen spectaculair toe van 85
paar tot 600 paar. Heeft deze
milieukritische soort zich defini
tief een nieuwe broedplaats
verworven
De broedresultaten van de drie
soorten sterns liepen uiteen. De
grote sterns bleken het best
bestand tegen alle factoren die dit
extreme milieu met zich
meebrengt. Veel jongen vlogen
uit. De dwergsterns brachten het
er het slechtst vanaf: zware
regenval en op kuikens prede-
rende kokmeeuwen hieven een
zware tol onder de eieren en
jongen. De visdiefjes namen een
tussenpositie in.
De omstandigheden waaronder
de sterns zich voortplanten zijn
zelden gunstig. De broedplaats-
Broedgevallen op De Hooge Platen
1984
1985
1986
1987
1988
Dwergstern
125
170
150
180
175
Visdief
550
750
1000
850
850
Grote stern
-
-
-
85
600
Noordse stern
-
-
-
-
1
Kokmeeuw
9
45
120
200
275
Kluut
62
66
53
53
55
Strandplevier
45
40
20
25
30
Bontbekplevier
-
-
-
-
1
Bonte strandloper
1
-
1
-
-
Scholekster
7
10
9
8
10
keus wordt vermoedelijk voor
een groot deel bepaald door het
aanbod van prooivissen in de
omringende wateren. Het is
verheugend dat deze voedsel-
specialisten bij uitstek nog steeds
voldoende vis kunnen bemach
tigen. De kwaliteit van dit
voedsel in een verontreinigde
Westerschelde is echter zorgwek
kend. Het is te hopen dat de
sternpopulaties op de lange duur
de fatale gevolgen van een ver
ontreinigd kustmilieu niet zullen
ondervinden. Het zou sinds de
vijftiger jaren de tweede keer
zijn. Het herstel van de popula
ties na een dergelijke catastrofe
verloopt aanzienlijk moeizamer
dan resultaatloze broedseizoenen
als gevolg van weersinvloeden.
Voor de dwergstern
vormt de Bol het
belangrijkste broed
gebied in de Delta.
Het aantal broed
paren bleef dit jaar
stabiel, maar door
verschillende
oorzaken werden
slechts weinig jongen
grootgebracht.
16