Vogelwachter
door G.J.C. Buth
Op ongeveer twintig minuten
varen vanaf Bommenee op
Schouwen-Duiveland ligt de
Hompelvoet, een ruim 300 ha
groot eiland in de Grevelingen.
Dit grootschalige natuurgebied
wordt in de zomer, naast
duizenden vogels, schapen,
paarden en runderen, bewoond
door één of twee mensen;
vogelwachters in dienst van de
terreinbeheerder Staatsbos
beheer. Dit jaar was het voor
vogelwachter Kees de Kraker de
tiende maal dat hij er voor
zorgde dat het broedseizoen
hier zo succesvol mogelijk
verliep. In die tien jaar zag hij
het eiland veranderen van een
kale, ingezaaide plaat in een
toen nog rustige Grevelingen,
naar een landschappelijk rijk
gevarieerd gebied in een inmid
dels rekreatief sterk ontwikkeld
meer. Het eiland is qua vege
tatie en landschapsbeeld nog
steeds volop in ontwikkeling,
hetgeen gepaard gaat met de
nodige veranderingen in de
vogelfauna van de Hompelvoet.
GJB: Hoe ben je vogel wachter
op de Hompelvoet geworden?
KdK: in 1977 ben ik voor het
eerst gedurende een weekend
hulpbewaker geweest bij John
Beijersbergen, die al van voor de
afsluiting van de Grevelingen in
1971 tijdens het broedseizoen de
Hompelvoet bewaakte en onder
zoek deed aan grote sterns. De
Natuur- en Vogelwacht
Schouwen-Duiveland had hier
voor een oproep in hun tijd
schrift Sterna geplaatst. Vooral
voor de broedkolonie van de
grote sterns, die toentertijd in
Nederland qua aantal op een
dieptepunt verkeerden, was
bewaking tegen menselijke
verstoring van groot belang. In
die jaren ging ik in het vroege
voorjaar altijd enige weken de
nesten van zee-arenden in
Sleeswijk-Holstein bewaken. De
arenden broeden daar in een
merengebied omgeven door bos
en de nesten zitten bovenin grote
beuken. Het was voor mij een
enorme overgang, nadat ik in
mei enkele weken in het fris
Schelpenbanken langs de oevers van de
Hompelvoet vormen een geschikt leef
gebied voor verschillende kustvogels.
groen ontluikende bos gezeten
had, naar een Hompelvoet te
gaan die er vlak, kaal en strak
mechanisch gevormd uitzag
vanwege zaairichels van een
grasmengsel. Men had bijna de
gehele plaat ingezaaid tegen zand
verstuivingen. Ik dacht „Dit doe
ik maar één seizoen". Het is
echter anders gelopen. Ik heb het
jaar daarop John zijn taak over
genomen en zou nu niet graag
meer mijn jaarlijkse Hompelvoet-
periode missen. Voortbouwend
op mijn kennis en ervaringen uit
de voorgaande jaren is elk
seizoen weer opnieuw boeiend
en groeit jaarlijks mijn gevoels
matige band met het gebied.
Minder positieve ontwikkelingen
kan ik gelukkig soms min of
meer bijsturen, doordat de vaste
medewerkers van Staatsbos
beheer open staan voor mijn
suggesties voor bijstelling van
beheersmaatregelen op of rond
het eiland.
3