Wandelingen door
het Zeeuwse landschap
De Weel in de Heerenpolder
door M. Jacobusse
Gasten
Tal van poeltjes en
plassen maken de
weilanden in de
Heerenpolder
aantrekkelijk voor
water- en weide
vogels.
Het schor lijkt bijna eindeloos.
De herder in de verte is een
nietig poppetje en van de
schapen zie je maar af en toe
een glimp omdat ze bijna hele
maal schuilgaan in de hoge
schorvegetatie. Ver weg op het
water is volop bedrijvigheid.
Vissers, beurtschippers en
koopvaarders, trotse drie
masters naast kleine roeiboten.
Daarachter, in de grijze verte,
de torens en het stadhuis van
Goes.
Zo ongeveer moet het uitzicht
geweest zijn vanaf de oude kade
in Wolphaartsdijk, voordat in
1649 de Heerenpolder bedijkt
werd. Het haventje - de tegen
woordige Fredericuspolder - was
toen al grotendeels verland en
het Garnalengat, de havenuit
gang, was gereduceerd tot een
smalle, kronkelige kreek. De
heren bestuurders zagen dan ook
geen reden om een consessie-
aanvraag voor bedijking van de
schorren ten zuiden van Wol
phaartsdijk te weigeren. Zo
kwam in 1649 de Heerenpolder
tot stand.
Op het eerste gezicht lijkt er
bijna niets te zijn dat nog aan die
tijd herinnert. Bochtige kreken
zijn vervangen door kaarsrechte
polderwegen en waar ooit de zeil
schepen voortgleden liggen nu
uitgestrekte akkers.
Toch loopt dwars door de
Heerenpolder nog een groene
strook die nadrukkelijk herinnert
aan het verleden. Een flinke
waterplas met brede rietkragen
en verderop een strook laag
gelegen weilanden markeren de
loop van de vroegere hoofdvaar
geul. Dit gebied staat bekend als
de Weel in de Heerenpolder, één
van de kreekresten die het
Zeeuwse landschap rijk is.
Wie in deze tijd van het jaar het
gebied overziet wordt getroffen
door de vele kleurschakeringen
in het weiland. Die worden
veroorzaakt door verschillen in
plantengroei. Op ziltige stukken
die nu en dan onder water staan
groeit het fel rood verkleurende
schorrekruid. De blauwige kleur
van het kweldergras wat verder
op duidt eveneens op zoutin-
vloeden. Via donkergroene
vlekken van de zilte rus gaat de
begroeiing geleidelijk over in het
lichtere groen van de gewone
weidegrassen, waarin her en der
nog het geel van een late boter
bloem oplicht.
Langs de plassen en poeltjes die
overal in het weiland liggen
wemelt het van de vogels. Er zijn
trouwens maar weinig plekken in
Zeeland waar je van zo dichtbij
allerlei vogels kunt observeren als
hier. In het voorjaar lopen de
weidevogels met hun jongen tot
vlak langs de weg. De slootjes
zijn bevolkt door eenden met
hun kroost en in de oever
begroeiing van een drinkput vlak
bij de weg ligt steevast het nest
van een waterhoen. Op de prik-
keldraadrasters strijken boeren-
zwaluwtjes neer en in de lucht
klinkt het muzikale gesjilp van
een gele kwikstaart.
Na de broedtijd is het er korte
tijd stil. De ruiende eenden leiden
een teruggetrokken leven in de
rietkragen en de grutto's en ture-
6