Wandelingen door het Zeeuwse landschap door M. Jacobusse De Bruintjeskreek ï&'-r v fv,< v '-r/r -3 „Veer Anna-Jacobapolder - Zijpe opgeheven" staat er op bordjes langs de provinciale weg, als om nog eens extra te benadrukken dat het met het isolement van Sint-Philipsland gedaan is. Toch is daar op een winterse ochtend maar weinig van te merken. Weidse akkers en verstilde polderwegen en de roep van rotganzen in de verte. De stilte hangt bijna tastbaar boven de polders. Strakke rechtlijnigheid en regel maat kenmerken het landschap. Een sober landschap, waar statige boerderijen de regelmaat eerder accentueren dan doorbreken. Maar onverwacht is daar een kronkelige sloot dwars door de polder: een oude getijdegeul, die er nadrukkelijk aan herinnert dat dit land - nog niet eens zo heel lang geleden - beheerst werd door de natuurkrachten van water, wind en stroming. Er liggen meer van die kreken, smalle slootjes vaak, maar in een enkel geval nog als een brede bedding omzoomd door drassige oever landen. Zo'n beetje midden op het eiland ligt de Bruintjeskreek. Open water, rietkragen, een wilgen bosje, laaggelegen hollebollige weilanden en drinkputten. Het afwisselende landschap contrasteert fel met de omgeving. Dwars door de kreek loopt de provinciale weg naar de vroegere veerhaven. Een lelijke kras in het landschap, maar anderzijds een ideaal plekje om de auto even in de berm te zetten om te genieten van het uitbundig rijke vogel leven. Verkeer passeert er nauwelijks meer. Afkomst verloochent zich nooit. Langs de oevers van de kreek staan witgepluisde zeeaster- planten en ergens middenin ligt een eilandje van zeebies. Een schuchter waterhoentje sluipt langs het riet, altijd gereed om bij onraad weg te duiken. De plomp- gebouwde meerkoeten lijken zich minder zorgen te maken. In een flinke groep scharrelen ze heen en weer langs de waterkant. Boven het wilgenbosje fladdert een groep lawaaiige kauwtjes. Vanaf het water klinkt gedempt het „kruuk-kruuk" van de wintertaling. Ook de wilde- kuif- en slobeenden zijn vandaag van de partij. De drassige poeltjes in de wei zijn dichtbegroeid met gras en biezen. Vanuit de verte zie je ze nauwelijks. Maar je weet dat ook daar de nodige vogels zitten, op zoek naar slakjes, wormen en andere bodemdieren. Wat er allemaal zit blijkt als ineens een sperwer laag over het weiland flitst. In een mum van tijd gaat er van alles op de wieken: watersnipjes, zwarte ruiters en goudplevieren. Een groep spreeuwen vliegt op uit het gras en vormt een gesloten front. Voor niks, naar spoedig blijkt, want de sperwer heeft allang de glazen van de verrekijker ontdekt. Wars van pottekijkers bi) de maaltijd flitst hij over de kruin van de dijk en langzaam keert de rust bij de kreek weer. Van hoog uit de lucht vallen de watersnipjes in. Het afwisselende landschap van de Bruintjeskreek. Witgepiuisde zee asters markeren de oevergedeelten met ziltige bodem. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1988 | | pagina 6