Zeeaaskwekerijen en de natuurwaarden van de Oosterschelde door G.J.C. Buth Zagers en pieren De bodemfauna van slikken en platen. Van links naar rechts (telkens 3 exemplaren van een soort): nonnetje, kokkel, strandgaper, slijkgarnaal, wapenworm en zeepier. Het industrieterrein van Zierikzee is, normaal gesproken, niet de ideale omgeving om inspiratie op te doen voor een in een natuur- tijdschrift thuishorend artikel. Toch vormt in dit geval een tegen de havendijk gelegen vestiging op dit terrein de aanleiding voor deze bijdrage. Een buis die vanuit het bedrijfsgebouw over de dijk verdwijnt vormt letterlijk en figuurlijk de verbinding met de natuur. Hierdoor wordt namelijk Oosterscheldewater aan- en afgevoerd voor zagers die, verdeeld over vele bakken, worden opgekweekt totdat ze geschikt zijn voor de sportvisserij. Afgelopen zomer, nadat de voorstellen voor het onder de natuurbeschermingswet brengen van de Oosterschelde bekend werden, klonken felle protesten van de kant van de sportvissers, die vrezen dat er straks niet genoeg aas meer voor hun hobby gespit kan worden. Aan de andere kant vindt de natuur bescherming dat er teveel verstoring op de platen en slikken plaatsvindt en zouden de mosselvissers blij zijn als hun percelen definitief tegen spitterij beschermd worden. In hoeverre kunnen zeeaaskwekerijen in deze zaak van tegengestelde belangen een rol spelen? Als er over zeeaas gesproken wordt gaat het over twee soorten wormen: zeepier (leegloper) en zager. Deze twee dieren behoren tot de soortenrijke bodemfauna van de platen en slikken in de Oosterschelde. Zeepieren zijn zogenaamde sedimenteters. Ze eten zich door de bodem, verteren de hierin zittende organische deeltjes en scheiden de zand- en slibdeeltjes weer uit in de vorm van de bekende „tandpastahoopjes". Zagers worden, net als bijvoorbeeld garnalen en krabben, tot de groep van de rovers gerekend, alhoewel ze naast bodemdieren ook dood organisch materiaal eten. Zagers en zeepieren maken gangen tot 30-40 cm diepte, waarin ze zich bij laag water terugtrekken. Deze wormen spelen een belangrijke rol in het ecosysteem. Zo zijn ze van belang voor de afbraak van organisch materiaal in de bodem, waardoor weer voedingsstoffen voor de ontwikkeling van algen en plankton vrijkomen, en vormen ze bij hoog water een voedselbron voor vissen als schol en bot en bij laag water voor vogels als tureluur, wulp, rosse grutto en bonte strandloper. In de Kom van de Oosterschelde komen de hoogste zeepier- en zager-dichtheden voor, terwijl naar de monding toe de dichtheden duidelijk afnemen. Zeepieren vormen op de meeste lokaties de meerderheid van de wormen. Het grootste deel van het gespitte zeeaas bestaat dan ook uit pieren. Echter, in het algemeen zi|n zagers bij de sportvissers meer geliefd; er wordt dan ook twee maal zoveel voor betaald. De hoogste zager dichtheden komen in een schelpenrijke bodem met veel organisch materiaal voor. In de 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1989 | | pagina 3