Kweek als alternatief
Vogels van platen en
slikken. De voedings
gewoonten van de
verschillende soorten
hangen samen met de
lengte en de vorm
van de snavel.
Oosterschelde betekent dat
voornamelijk de bodem onder en
bij de mosselpercelen.
Op de platen en slikken in de
gehele Oosterschelde wordt
gespit, alhoewel in het oostelijk
deel de meeste aktiviteiten
plaatsvinden. Onderzoek dat een
aantal jaren geleden is uitgevoerd,
dus nog in de „grote"
Oosterschelde, toonde aan dat
toen door de spitaktiviteiten
15 - 20% van de platen en slikken
een sterk verarmde bodemfauna
had en een zelfde oppervlakte
een matig verarmde bodemfauna.
(Sterk verarmd wil hier zeggen
dat nog slechts 35% van de
potentiële hoeveelheid
bodemdieren aanwezig is). Sinds
die tijd is de spitintensiteit sterk
toegenomen, doordat de
oppervlakte intergetijdegebied in
de Oosterschelde met een paar
duizend ha verkleind is, het
Komgebied erg toegankelijk
geworden is via de Oesterdam en
hier nu ook zeeaas verzameld
wordt voor export.
Naast het verwijderen en
verstoren van de bodemfauna
worden door de aanwezigheid
van spitters fouragerende vogels
verjaagd (één mens houdt ca. 20
ha vogelvrij) en kan bodemerosie
veroorzaakt worden.
Dit laatste gebeurt nogal eens
langs schorranden en in
schorkreken.
Bij de protestgeluiden van de
sportvissenj kwam onder andere
naar voren dat er zoveel geld met
deze vorm van vrijetijdsbesteding
gemoeid zou zijn. Enkele grove
berekeningen wat betreft het
zeeaas tonen aan dat dit
inderdaad het geval is. (Alleen
een ruwe schatting is mogelijk,
omdat zeeaaswinning een
grotendeels zwart gebeuren is,
zodat geen duidelijke gegevens
voorhanden zijn.) Per jaar
worden waarschijnlijk zo'n 70 -
100 miljoen pieren, a 13 - 14 cent
per stuk, uit de Oosterschelde
geoogst, dus voor zo'n 10 - 14
miljoen gulden. Wat betreft
zagers gaat het per jaar
waarschijnlijk om zo'n 20 - 40
miljoen dieren, a 20 - 30 cent per
stuk, dus zo'n 5 - 10 miljoen
gulden. In het kader van de
natuurbeschermingswet zullen
vanaf volgend jaar een aantal
platen en slikken in de
Oosterschelde vrij van menselijke
verstoring gehouden worden.
De vermelde geldbedragen doen
echter vrezen dat de uitvoering
van die maatregel wel eens een
harde dobber kan worden. De
spitters zullen niet gemakkelijk
hun gratis goudmijntje verlaten.
Het afsluiten van bepaalde
intergetijdegebieden voor spitters
zal meer kans van slagen hebben
als voor het verkrijgen van zeeaas
naar een alternatief verwezen kan
worden. En dat zouden in dit
geval zeeaaskwekenjen kunnen
zijn. Een aantal van die bedrijven
in Zeeland kwam en ging. Dit
laatste omdat ze het financieel
niet konden bolwerken. Thans
zijn in de provincie nog twee
tamelijk grootschalige zager-
kwekerijen in bedrijf en nog wat
kleinschalige aktiviteiten. Het
Zierikzeese bedrijf wordt gerund
door twee man, waarvan ik, in
verband met dit artikel, Kees
't Hooft gesproken heb. Dit
bedrijf draait nu enkele jaren. Na
het proefondervindelijk kennis
vergaren over de kweek-
technieken en enkele grote
opstartproblemen, zoals een
komplete sterfte van het
zagersbestand, is het afgelopen
jaar goed geproduceerd en bleken
de gekweekte zagers gewild te
zijn bij de sportvissers. Helaas
verkeert nu ook dit bedrijf in
ernstige financiële moeilijkheden.
Niet alleen de opstartproblemen,
die een produktieachterstand van
een jaar veroorzaakten, zijn
hiervan de oorzaak, maar vooral
het feit dat de gehele markt
bepaald wordt door de spitters en
een mechanisch wormendelvend
schip in de Oosterschelde. De
gekweekte zagers vielen meestal
wat duurder uit dan gespitte
dieren. (Zo moet een legaal
kweekbedrijf al 18,5% BTW
berekenen.)
De hoop van het kweekbedrijf is
nu gevestigd op het aan banden
leggen van het spitgebeuren in de
Oosterschelde, waardoor er meer
ruimte op de zeeaasmarkt zou
kunnen komen. Voortbordurend
op zijn kennis en ervaringen in
het kweekbedrijf heeft Kees
't Hooft een aantal plannen
opgesteld om de plaats van de
zeeaaskwekerij in het Ooster-
scheldegebeuren verder uit te
bouwen. Zo bleek bijvoorbeeld
dat ook zeepieren goed zijn te
kweken, alleen is hier nogal wat
oppervlakte voor nodig in de
vorm van bassins in de
buitenlucht. Het Neeltje-Jans-
eiland zou volgens hem hiervoor
een prima lokatie zijn. Hier zou
op ca. 8 ha net zoveel
geproduceerd kunnen worden als
er nu uit de gehele Oosterschelde
gehaald wordt. In een ander plan
van hem gaat hij er van uit dat in
4