Een kaart van het reliëf in het
Zeeuwse landschap
door G.W. de Lange en H.P. Wolfert
Het dekzand-
landschap
Geomorfologische kaarten
geven een fraai beeld van de
terreinvormen die in het
landschap voorkomen. Deze
kaarten worden dan ook veel
gebruikt bij de landschaps
educatie en het beheer van het
landschap. De laatste jaren
hebben de Stichting voor
Bodemkartering en de Rijks
Geologische Dienst een groot
deel van Zeeland in kaart
gebracht. In dit artikel maken
we aan de hand van drie
kaartfragmenten duidelijk
welke aspekten van het
Zeeuwse landschap in de
Geomorfologische kaart van
Nederland, schaal 1: 50.000,
zijn weergegeven.
Het reliëf heeft grote invloed op
het aanzien van het landschap.
Staande op een duintop tussen
Westkapelle en Vlissingen zal het
voor iedereen duidelijk zijn dat
het duinlandschap er heel anders
uitziet dan de daarachter gelegen,
veel vlakkere Polder Walcheren.
Maar ook in een polder is de
invloed van het reliëf merkbaar.
Kreekruggen bijvoorbeeld, zijn
door hun hogere ligging altijd
een geschikte vestigingsplaats
geweest. Veel Zeeuwse dorpen
liggen dan ook op deze ruggen.
De wegen die deze dorpen met
elkaar verbinden, volgen het
bochtige patroon van de oude
kreeksystemen. Een ander
voorbeeld vormen de veel
voorkomende getij-(kreek)-
beddingen. De gronden in deze
voormalige getijgeulen hebben
door hun lage ligging een
ondiepe grondwaterstand.
Daardoor zijn ze minder geschikt
voor akkerbouw en vinden we er
vaak graslangpercelen, zoals in
het gebied rond Bakkersdam.
(Zeeuws-Vlaanderen)
Geomorfologische kaarten nu
geven een beschrijving van het
reliëf in het landschap. Ze
bevatten onder andere informatie
over de ontstaanswijze,
ouderdom, (hoogte)ligging,
oppervlakte en hellingen van
terreinvormen.
Sinds 1975 geven de Stichting
voor Bodemkartering en de Rijks
Geologische Dienst de
Geomorfologische kaart van
Nederland uit, op een schaal van
1: 50 000. Deze kaart verschijnt
in een groot aantal delen, de
zogenaamde kaartbladen, volgens
de bladindeling van de
Topografische kaart van
Nederland. Bij de recente kaart
bladen wordt in een beknopte
toelichting een kaartbeschrijving
gegeven. De tekst van de
toelichting neemt de kaart
gebruiker als het ware bij de
hand en laat op systematische
wijze zien wat er zoal op de
kaart te zien is. De toelichting
maakt de Geomorfologische
kaart dan ook geschikt voor
gebruik door geïnteresseerde
leken.
De laatste jaren is een groot deel
van Zeeland in kaart gebracht. In
dit artikel bespreken we drie
fragmenten van de kaarten van
Zeeland.
Aan de orde komen de gebieden
rond Zuiddorpe (dekzand-
landschap) en 's-Gravenpolder
(zeekleilandschap). Daarna
bespreken we de ontwikkeling
van de kust aan de noordzijde
van Walcheren. De bijbehorende
legenda heeft alleen betrekking
op deze drie fragmenten.
Het kaartfragment van het gebied
rond Zuiddorpe toont de
overgang van het dekzand-
landschap naar het zeeklei
landschap in het zuiden van
Zeeuwsch- Vlaanderen. Het
dekzandlandschap heeft over het
algemeen een zwak golvend
reliëf, terwijl het zeeklei
landschap veel vlakker is.
Het oppervlak van het
dekzandgebied vertoont een
aantal parallelle, zuidwest
noordoost gerichte dekzand-
ruggen, die 0,5 tot 1,5 m boven
hun omgeving uitsteken
(kaarteenheid 3K14).
De ruggen zijn ontstaan als
lengteduin.
Er zijn verschillende dorpen op
gebouwd, zoals Zuiddorpe en
Koewacht.
Ten oosten van Zuiddorpe ligt
een boogvormige dekzandrug:
een zogenaamd paraboolduin.
De oriëntatie van de lengte
duinen en het paraboolduin wijst
erop dat de overheersende
windrichting gedurende het einde
van de laatste ijstijd zuidwest
was, net als tegenwoordig.
In 1583/1584, tijdens de 80-jarige
oorlog, werden om strategische
redenen op verschillende plaatsen
in Zeeuws-Vlaanderen de dijken
doorgestoken.
Daarbij ontstonden diepe kreken
die ook in het dekzandlandschap
doorgedrongen.
Het krekenstelsel ten zuidoosten
van Zuiddorpe is daar een
voorbeeld van.
De brede, duidelijk zichtbare
kreken zijn op de kaart weer
gegeven als getij-(kreek)-
bedding/zee-erosiegeul
(2R13/14), smalle en onduidelijke
kreken als smalle geul
(onderscheiding 32).
De kleine kreken bij Zuiddorpe
zijn al vrij snel afgedamd,
waardoor hun bedding vrij diep
gebleven is. In de Grote Kreek
daarentegen ging de opslibbing
nog enige tijd door. Daardoor
ligt het oppervlak hier nu hoger
dan het dekzandgebied, dat door
de dijken beschermd werd.
Het verschil in hoogteligging aan
weerszijden van de dijk wordt op
de kaart aangegeven met een
signatuur (onderscheiding 46).
Ook de Grote Kreek is
vervolgens ten noordoosten van
Zuiddorpe afgedamd.
13