Rietvogels in Zeeuws-Vlaanderen door Henk Castelijns De echte rietvogels Bruine kiekendief met nestmateriaal boven een rietkraag. De Zeeuws-Vlaamse kreken zijn de stille getuigen van de strijd die de bewoners van dit gebied geleverd hebben met het water. Een aantal kreken is namelijk ontstaan bij dijkdoorbraken. Er zijn er ook die liggen in polders die na de bedijking niet meer overstroomden. Dit zijn voormalige in schorren gelegen geulen. In het voorjaar is het aan de kreken bepaald niet stil. De rietvelden die in de winter „slechts" bewoond worden door rietgorzen, baardmezen, water rallen en hier en daar een roerdomp en als slaapplaats dienen voor onder andere blauwe kiekendieven, spreeuwen en waterpiepers, beginnen vanaf maart pas echt tot leven te komen. Als half mei alle vogels vanuit hun overwinteringsgebieden zijn teruggekeerd, is het aan de kreken op zijn luidruchtigst. 6 De eerste vogel waarvan in het voorjaar de zang gehoord wordt is de rietgors. Het is niet zeker of een deel van de locale broed- vogels heeft overwinterd, of reeds is teruggekeerd uit hun overwinteringsgebieden in Zuidwest-Europa. Het is in elk geval wel de soort die het eerste zijn territorium afbakent en hiermee het langste (tot begin augustus) doorgaat. Dit is duidelijk langer dan voor de andere zangvogels, die de riet velden bevolken, geldt. Vanaf de tweede helft van maart keren de eerste twee Afrika- gangers naar hun broedplaatsen terug. De ene soort, de blauwborst, is ondanks de geringe grootte veel luidruchtiger dan de vele malen grotere bruine kiekendief. Toch zijn het allebei juweeltjes: De blauwborst die vanaf een uitkijkpost (een riet stengel, een paaltje of een struikje) een knetterende zang laat horen en zijn blauwe borst met kenmerkend wit vlekje laat zien en de bruine kiekendief die boven de rietvelden soepele baltsvluchten uitvoert en dan vaak een zacht kekkerend geluid laat horen. In de eerste helft van april keren de rietzanger en de snor vanuit Afrika terug. De zang van de eerste soort gaat vooral in het begin van het seizoen gepaard met baltsvluchten en is nogal opvallend. De snor valt minder op. Het geluid dat op dat van een hese krekel lijkt, houdt weliswaar minuten lang aan maar valt, omdat het op één toonhoogte gebracht wordt, niet erg op. Te zien krijgt men de vogel bijna nooit. Vanaf eind april keren de kleine karekiet en de bosrietzanger terug. Beide soorten zijn in Zeeuws-Vlaanderen bijzonder algemeen. De eerste soort komt 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1989 | | pagina 6