Veranderingen Aantalsontwikkeling van rietvogels in Zeeuws-Vlaanderen sinds 1968. maximale ja(a)r(en) geschatte populatie met max. populatie populatie 1985-88 Roerdomp c.1968 1-3 Woudaapje 10-15 c.1968 0-2 Bruine Kiekendief c.50 1982-84 30-40 Waterral p 70-80 Blauwborst 200-250 1988 200-250 Cetti's Zanger 23-31 1978 1-5 W aaierstaartrietzanger 20-30 1982-84 0-5 Snor 74-85 1970-75 25-30 Rietzanger 1500 c.1975 350-450 Bosrietzanger p p 1000-1500 Kleine Karekiet p p 3000-3500 Grote Karekiet 70-80 c.1970 18-20 Baardmannetje 50-60 1975-76 2-5 Rietgors >1600 c.1975 1100-1300 Het vestigen en verdwijnen van soorten is een normaal natuurlijk verschijnsel. Soms begrepen zoals bij koudegevoelige soorten en soms onverklaarbaar zoals de sterke toename sinds het einde van de jaren zeventig van de blauwborst. Er is wel eens geopperd dat de blauwborst in Zeeuws-Vlaanderen toegenomen zou zijn door verlanding van de kreken. Kreken worden namelijk geleidelijk ondieper doordat de bodem ophoogt door slibafzetting en/of plantengroei. Ook speelt de ontwatering ten behoeve van de landbouw hierin een rol. Maar waarom is de blauwborst dan ook in Saeftinghe sterk toegenomen en gaan broeden op die plaatsen waar de vegetatie de laatste jaren niet veranderd is en waarom zijn andere soorten die van verlanding profiteren zoals de snor in aantal afgenomen? Mogelijk heeft de situatie buiten de broedgebieden er mee te maken; was het in de overwinteringsgebieden te droog of werd er te veel met gif gewerkt zoals in het geval van sprinkhanenplagen? Misschien waren de weersomstandigheden tijdens de trek wel slecht? Allemaal factoren waarvan de relatie met bepaalde soorten aangetoond kon worden. Toch is er ook nog veel onduidelijkheid. Wel duidelijk zijn de aantastingen van de kreken die in Zeeuws-Vlaanderen hebben plaats gevonden. Niet alle kreken liggen er zo fraai bij als de Vlaamse Kreek, Riemens II en het Grote Gat Oostburg, ofschoon deze kreken er door verlanding en verminderde waterkwaliteit ook al op achteruit gegaan zijn. Slechter verging het met de kreken die helemaal verdwenen zijn, of die waarvan de oevers werden opgehoogd of de kreken die werden omgevormd tot watergangen. Van de kreken die er nu nog liggen wordt de waterkwaliteit bedreigd door het storten van (landbouw)afval, lozing van huishoudelijk afvalwater en uitspoeling van meststoffen en bestrijdings middelen vanaf landbouwgrond, het voor commerciële doeleinden jaarlijks maaien van rietvelden en water- en oeverrecreatie. Er is natuurlijk nog veel fraais overgebleven maar er is ook veel verloren gegaan. Wat dat betreft is het aantalsverloop van het aantal broedvogels aan de Zeeuws-Vlaamse kreken illustratief (tabel 1). Bescherming van hetgeen nog over is en zo mogelijk herstel zijn dringend gewenst. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1989 | | pagina 8