De bordjes verhangen?! door A.P. de Klerk Nevenfunctie of hoofdfunctie? Het is de grutto om het even. Die zoekt gewoon het hoogste punt om het broedterritorium te overzien. De stichting „Het Zeeuwse Landschap" bezit en beheert - vooral op Walcheren - een aantal vliedbergen of werven. Zij kwijt zich op een voortreffelijke wijze van deze bijzondere beheerstaak. Daarvan getuigt onder meer de geslaagde restauratie van een enkele berg, zoals die aan de Snouck Hurgronjeweg benoorden Gapinge. Welhaast niemand in de kring van onze Stichting zal moeite hebben met de vragen naar oorsprong en functie van de intrigerende bergen. Archeologisch en historisch onderzoek heeft aangetoond dat de meeste uit de 11e en 12e eeuw stammen; dat ze aanvankelijk onze voorouders simpelweg droge voeten hebben verschaft; en dat ze vervolgens - extra opgehoogd - in de 12e en 13e eeuw als bases van eenvoudige kasteeltjes hebben gediend. Veel zijn er sindsdien helaas verdwenen. Dat, èn hun lange en kleurrijke geschiedenis rechtvaardigen - nog afgezien van hun landschappelijke betekenis - een beleid dat op bescherming en een juist beheer is gericht. En daar - op een ogenschijnlijk volstrekt onbelangrijk aspect - wringt hem nu de schoen. Tijdens de voorbereiding van een excursie met historisch en landschappelijk geïnteresseerden over Walcheren viel het me voor de zoveelste keer op: de merkwaardige, en in dit geval geheel onjuiste aanduiding op de bekende groene bordjes van onze Stichting: „Natuurgebied". En dat aan de voet van een vliedberg! Nu geldt ook hier weer dat weinigen van „ons" daar moeite mee zullen hebben. Wij weten immers wel beter! Heet niet het jubileumboek van onze Stichting: „Mens zee land"? In dié volgorde? „Het Zeeuwse landschap is er dankzij de mens", zo begint zelfs een hoofstuk in dat jubileumboek. En is de hand van de mens niet bij uitstek te bespeuren in de Zeeuwse werven? Werven die daarom primair cultuurmonumenten en geen natuurmonumenten zijn. Ik weet dat het een kwestie van woorden is en dat de grens meestal niet strikt te trekken valt. Als historisch-geograaf heb ik er al lang vrede mee dat dijken en inlagen, drinkputten en buitenplaatsen door veel natuurbeschermers (en ook vaak door de overheid) in de wandeling als natuurterreinen worden betiteld. Vrede, vooral omdat ik weet dat deze elementen (vaak dankzij eeuwenlang menselijk gebruik!) onvervangbare natuurwaarden vertegenwoordigen. En als op grond daarvan een dijk vooral wordt gezien als een groeiplaats van een waardevolle vegetatie en een drinkput primair als een refugium voor bijzondere amfibieën, dan doe ik niet moeilijk. Maar wat is er natuurlijk aan een middeleeuwse werf? Waarschijnlijk toch maar heel weinig! Toch ligt daar niet het belangrijkste argument om te overwegen de groene bordjes eens te verhangen. Onze Stichting voert ook een actief en geslaagd beleid op het punt van de voorlichting over de haar toevertrouwde terreinen. In dat kader past een aanduiding „natuurgebied" bij een vliedberg (of bij een kerkhofterrein!) niet. Zo'n aanduiding kan namelijk zeker de vele niet-Zeeuwse bezoekers van het Zeeuwse landschap in verwarring brengen, ze kan misleiden. Geografen gebruikten eerder in deze eeuw graag het beeld van het landschap als een opengeslagen boek. Geef je ogen goed de kost, en je leest om je heen vroege en late ontwikkelingen af. Inmiddels is men van die benaderingswijze van het landschap wat teruggekomen. Het landschap blijkt complexer, het laat zich - zeker zonder toegevoegde kennis - lang niet altijd zo eenvoudig „lezen", interpreteren. Sommigen gingen zelfs spreken van het „misleidende landschapsbeeld". Welnu: zonder nadere toelichting heeft het hier gewraakte bordje dat gevaar van misleiding. En dat strookt niet met de voorlichtende taak van de Stichting. Ongemerkt belanden we dan weer in de vorige eeuw, de tijd dat sommigen nog oprecht meenden dat van de Friese en Groningse terpen het merendeel „door de natuur geschapen" was! 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1989 | | pagina 15