Boomkikkers in ,^7 ,~r-
West-Zeeuws Vlaanderen
door R. Beyersbergen
N.'fy/r-
L B
Duinovergang in de Kievittepolder; één van de belangrijke bolwerken voor
boomkikkers in West-Zeeuws-Vlaanderen.
Boomkikkers staan sterk in de
belangstelling. Niet alleen om
dat ze er zo koddig uitzien, of
omdat natuurfreaks een zwak
voor ze zouden hebben, zoals
weieens gesuggereerd wordt. De
boomkikker is net als de vis-
otter en de dwergstern een
exponent van een bijzonder
milieutype.
Waar boomkikkers voorkomen
vinden tal van andere dieren en
planten een veilig toevluchts
oord. Niet voor niets is de
boomkikker in het natuur
beleidsplan aangemerkt als
indicatorsoort!
Maar net zoals veel andere
organismen in ons cultuur
landschap kunnen boomkikkers
slechts voortbestaan bij de
gratie van een aktief beheer
door de mens. In onderstaand
artikel gaat regiobeheerder
Rene Beyersbergen in op de
levenswijze van ons meest
bedreigde kikkertje. De praktijk
bewijst dat ook voor deze soort
een gericht beheer vruchten
afwerpt.
In West-Zeeuws-Vlaanderen
komen zeven soorten amfibieën
voor: kamsalamander, kleine
watersalamander, groene
kikker, bruine kikker en boom
kikker, gewone pad en rug-
streeppad. Voor de boomkikker
is de streek en het
aangrenzende deel van België
van zeer grote betekenis; elders
in ons land komen alleen in de
Twentse Achterhoek en in
Midden-Limburg nog boom
kikkers voor.
De boomkikker is een opvallend
groen gekleurde, kleine kikker,
ca. 4 cm groot. De rug is helder
grasgroen, meestal egaal, soms
met kleine donkere vlekjes.
Tijdens de winterslaap kan de
kleur veranderen in grijsbruin.
De buikkleur varieert van vuilwit
tot grijs met soms wat groen. De
scheiding tussen rug en buik
wordt gemarkeerd door een
grillig verlopende donkere band,
die zich op de poten voortzet en
ook daar boven- en onderkant
scheidt. De vingers en tenen zijn
voorzien van hechtschijfjes,
waardoor de boomkikker in staat
is om over zeer gladde en steile
oppervlakken te lopen.
Boomkikkers doen hun naam eer
aan; ze brengen een groot deel
van de dag hoog in de vegetatie
door. In het voorjaar verschijnen
ze in de loop van de avond aan
de randen van veedrinkputten en
sloten om zich aan de
voortplanting te wijden. Op een
vaste plek laten de mannetjes hun
verdragende kèkèkèkroep horen.
Men neemt aan dat door dit
kwaken de vrouwtjes naar het
water worden gelokt. Zij kunnen
daar aangetroffen worden vanaf
begin mei. Zodra één mannetje
begint te roepen vallen andere
hem bij en proberen hem te
overstemmen: een koor. Pas dan
valt ook op hoeveel individuele
variatie er bestaat in het geluid
van de boomkikker. Het
3