het wateroppervlak. Op die manier worden drijftillen gevormd, waar de hoeveelheid voedingsstoffen gering is. En dan verschijnen ze: eerst de veenmossen, maar spoedig ook allerlei soorten varens, het moeraswilgeroosje en allerlei andere zeldzaamheden. In zo'n levensgemeenschap heerst een subtiel, maar wankel evenwicht. Het kan gebeuren dat het riet zijn positie versterkt en langzamerhand de veenflora verdrijft. Het komt ook voor dat het riet in de steeds verder Vertrekpunt excursie. gaande verarming een bescheiden aandeel houdt in het geheel. Dat laatste nu speelt in de Vlietepolder. Om te voor komen dat er een dikke strooisellaag van riet boven de waterspiegel ontstaat, krijgt het riet iedere winter een maaibeurt. Dat is ook gunstig voor de andere planten: zij krijgen in het voorjaar volop kiemings- mogelijkheden vóórdat het riet weer zo hoog is dat de bodem beschaduwd is. Natuurlijk is hiermee het plaatje van de flora in de Vlietepolder nog niet getekend. Maar het wordt tijd om ook eens naar de fauna te kijken. Verbazend wat er in die wondere rietwereld allemaal rondstruint. Je hoort meer dan dat je ziet. De luide roep van het geheimzinnige waterralletje klinkt er het hele jaar door. In de winter klinkt uit het riet het belletje van rondzwervende baardmannetjes. Van kikkers, padden en salamanders merk je dan niets, maar ze zitten er met duizenden, weggekropen in hun winterse schuilplaats. In maart komen de eerste soorten massaal weer te voorschijn. Tussen het riet liggen heel diepe plassen, waarschijnlijk born- kraters uit de oorlogstijd. Kom je bij zo'n plas dan kan het gebeuren dat er ineens een bruinzwartgestreepte reiger voor je staat. Dat is de roerdomp, een nachtvogel die zich bij voorkeur ophoudt waar het riet het hoogst groeit. De roerdomp vertrouwt op zijn perfecte schutkleur. Bij gevaar neemt hij de paalhouding aan: de lange nek uitgestrekt en de snavel recht naar boven. Zo'n beest valt helemaal weg tegen een achter grond van allemaal rietstengels. De plassen zijn ook erg in trek bij eenden. In de nazomer zoeken de ruiende wilde eenden er hun rustplaats op en in de winter behoren pijl staarten. smienten en winter talingen tot de vaste gasten. De bruine kiekendief, die in het zomerhalfjaar in de Vlietepolder broedt en fourageert wordt in de winter vervangen door de blauwe. Die zorgt soms voor flinke paniek onder de eenden en andere watervogels. Maar toch blijven ze temgkomen. Een stootduikende kiekendief is kennelijk toch te verkiezen boven het gewoel en geraas van de tweevoeters die in zoveel watergebieden de rust voorgoed hebben verstoord. De tocht door de Vlietepolder kan niet zonder laarzen. En ook wie er voor terugschrikt om bij iedere pas de bodem tot op enkele meters voor zich te zien bewegen kan beter thuisblijven. Wie over die bezwaren heen stapt is welkom op onze volgende wandeling. Die is op zaterdag 24 februari om 10.00 uur. Het verzamelpunt is aan gegeven op bijgaand kaartje. Tot dan. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1989 | | pagina 10