Het lage van Schouwen Haagwinde in de tarwe. Onkruiden zijn door de moderne landbouw sterk afgenomen. GJB: Jullie beulden toch ook nog land bu iten de polder Dreischor Waar was dat en hoe zag het ei- da ar uit? JD: De meeste Reischerse boeren hadden weien in Schouwen, het platte of lage van Schouwen dan, bij Kerkwerve, Schutje of Moriaan. Dat was een enorm uitgestrekt graslandgebied. Veenweien waren het; een dunne graszode en dan vaak gelijk veen. Als je niet oppaste waar je met een kar reed kon je tot de assen in het veen zakken. Er groeide daar 'aerdgos', wat meestal niet hoger werd dan zo'n 30 centimeter. GJB: Waarschijnlijk was dat een vegetatie die grotendeels uit zilte rus en kweldergras bestond. JD: Dat aerdgos was bijzonder voedzaam. De weilanden in Schouwen werden vooral als vetweiden voor ossen gebruikt. Paarden werden er in een volle wei te vet. Het hooi van aerdgos was kwalitatief net zo goed als klaverhooi. Het transport van dat hooi vereiste veel vakkennis. Het hooi ging toen nog los op ■de wagen. Het korte, gladde aerdgos-hooi was echter net water; het hield niet en kon zo weer van de wagen glijden. Het grootste deel van die veen- weien in Schouwen is met de verkaveling verdwenen. Met een rups zijn ze tot een diepte van 1,2 meter omgeploegd. De grond die toen boven kwam was zo dood dat er het eerste jaar niks op groeide. GJB: In de loop van de tijd zijn vee! planten en dieren verdwenen of in aantal achter uitgegaan. Zie je tegenwoordig hier in de omgeving planten en dieren die er vroeger niet of veel minder waren? JD: Ik geloof bijvoorbeeld dat het aantal ganzen in de polder niet veel meer of minder is dan vroeger. (GJB: Rietganzen in dit geval.) Wat wel opvallend is, is dat je hier voor de ramp geen egels zag, terwijl je ze vanaf de jaren daarna regelmatig begon te zien. Wat je hier vroeger in de polder ook nooit zag waren mollen. Op Schudclebeurs zaten ze echter al vanouds. Na de tweede wereldoorlog begon je hier de eerste mollen te zien. Na de ramp waren ze ook vrij snel weer terug. Kennelijk zijn ze toentertijd niet allemaal verdronken. Dat er vroeger hier geen mollen en egels waren kwam volgens mij niet doordat de polder natter was dan tegenwoordig. Ook voor de verkaveling was de polder Dreischor goed ontwaterd. Wat betreft de planten had je in de tarwe vroeger onkruiden en grassen, zoals klaproos en duist. Duist komt er ook nu nog in voor. Wat er echter bij gekomen is is wilde haver, een soort die je hier vroeger nooit zag. GJB: Je bent nu 77 en ik zag dat je onlangs een essenbosje geplant hebt. Dat is volgens mij een gezond leken. JD: Ja, ik vind het leuk om dingen zoveel mogelijk opnieuw te gebruiken. In de manteling rond de boerderij ontkiemen erg veel essezaden. Vorig jaar heb ik een partij van die zaailingen op het Reigerweitje uitgeplant en de komende jaren ga ik dat met nieuwe zaailingen aanvullen. De boompjes hebben het nog even een beetje moeilijk, want een ontsnapt zwart konijntje woont tegenwoordig in de manteling, 's Winters kan dat nog net de bovenste knoppen van de boompjes opeten. Ik laat dat beestje maar doen G.J.C. Buth.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1989 | | pagina 5