De zomer komt Het lepelblad vormt frisse groenwitte tapijten. Het is niet altijd feest voor de vogels in Saeftinghe in mei. Onverwacht hoog water tengevolge van een dagenlange harde wind uit de westhoek betekent voor vele legsels van kluut, visdief. kokmeeuw en zilvermeeuw een vroegtijdig einde. In een meeuwenkolonie is het dan ook nogal eens een rommeltje van weggespoelde eieren en half uit elkaar liggende nesten. De ouder vogels laten zich echter niet stuiten in hun voortplantings drang en moeder tureluur, kluut of visdief zit enkele dagen na zo'n "ramp" alweer op een nieuw legsel. De zeebiesvelden bloeien met geelbruine flosjes en hier en daar zie je de roze bloemen van de aardbeiklaver. Het is begin juni en het schor herbergt duizenden jonge vogels. Ook bij de vele konijnepijpen op de vluchtheuvels en op de Gasdam is er jong leven. Op de zanddijk in het schor broeden de berg eenden in verlaten konijne holen. Aan de donsveertjes die bij de ingang van sommige pijpen liggen kan men zien of een hol door een konijn of door een bergeend wordt bewoond. Zijn de jonge bergeendjes eenmaal uit het ei gekropen. dan trekken ze onder de hoede van de ouders naar de buiten rand van de schorren aan de Westerschelde. Hier verzamelen de jonge bergeenden zich dan vaak in grote groepen die door enkele oudervogels worden bewaakt tegen al te vraat zuchtige zilvermeeuwen. Die laatsten hebben in deze tijd enorme hoeveelheden voedsel nodig om de onverzadigbare meeuwenkuikens te bedienen. Vaak treft men bij de nesten van de zilvers wonderlijke zaken aan die door de vogels worden uitgebraakt. Metalen merken uit koeienoren. afkomstig uit de abattoirs in Antwerpen, piastic zakken, friet en nog veel meer zaken die demonstreren dat deze vogels niet kieskeurig zijn in hun menu. Eens troffen we bij een nest vijf halfwas half vergane haasjes aan. Een andere keer een in veren verpakte, complete klutensnavel! Tussen de talloze zilver meeuwen worden de laatste jaren enkele kleine mantel meeuwen aangetroffen zodat men mag aannemen dat deze nu ook in Saeftinghe broeden. Visdiefjes en kokmeeuwen broeden meestal samen in over het schor verspreide kolonies, vaak op plaatsen waar veek- velden aanwezig zijn. De jonge visdiefjes zijn heel wat kies keuriger in hun voedsel dan de zilvermeeuwen en worden, hoe kan het ook anders, uitsluitend met kleine visjes gevoerd. De vegetatie in Saeftinghe begint zo tegen de zomer flink te groeien en op vele plaatsen liggen de strandkweek en het Engels slijkgras verraderlijk over de kleine geultjes uitgespreid die daardoor praktisch onzicht baar zijn. Het komt dan ook geregeld voor dat er plotseling iemand van het gezelschap tot zijn of haar middel in zo'n geul zakt, meestal onder het slaken van een luide gil en soms nog meer dan dat... Ook drijfzand is in Saeftinghe rijkelijk aanwezig. Vele excursiegangers hebben de maagdelijk witte binnenvoering van hun nieuw aangeschafte laarzen in de modder van het Verdronken Land voor altijd verknald, want modder en Saeftinghe horen onverbrekelijk bij elkaar. De schaapsherder dwaalt met zijn grazende kudde, keurig bijeengehouden door de schaapshonden, door het schor. Ook de ingeschaarde runderen houden het gras goed kon. Gele kwikstaarten tippelen tussen de dieren door op zoek naar insekten die door rund en schaap worden opgejaagd. De gele kwik toont geen enkele angst en loopt soms tussen de poten onder het rund door. Evenals de graspieper heeft hij ergens in een hoge graspol zijn nestje goed verscholen want ook voor deze vogeltjes zijn er vele kapers op de kust zoals ratten, bunzingen (konijne pijpen!), meeuwen en kraaien. Als de laatste jonge tureluurs en kluten vliegvlug zijn breekt de zomer aan. Het gras op de Gasdam dat inmiddels kniehoog staat wordt gemaaid en vormt niet langer een veilig onder komen voor allerlei jong grut. Jonge vogels trekken weg naar verre, onbekende bestem mingen. Misschien keren ze de volgende lente weer terug van hun ongewisse reis naar toendra, rijstveld of verre on herbergzame kusten, om op hun beurt te zorgen voor het voort bestaan van de soort. Ook de volgende lente zal Saeftinghe er zijn en een gastvrij onderkomen bieden aan duizenden en nog eens duizenden van deze fas cinerende wereldreizigers

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1990 | | pagina 5