Soort winterverblijven Watervleermuis; let op oorafwijkingen. Een tweetal dagvlinders zit vaak in bunkers en kelders: de dagpauwoog en de kleine vos. Deze vlinders zitten in rust met de vleugels tegen elkaar; de onderkanten van de vleugels hebben een onopvallende zwartbruine kleur. Bij het betreden van winterverblijven "verraden" dagpauwogen vaak hun aan wezigheid door om de twee tot drie seconden de vleugels te spreiden. Daarbij schuren de vleugels over de muur wat op enkele meters afstand goed hoorbaar is. Tegelijkertijd toont de dagpauwoog de karak teristieke ogen als afschrikking voor mogelijke belagers. Ook worden nogal eens roestjes (een uiltje) in de winter verblijven gezien; deze nacht vlinders zitten vaak in een aantal bij elkaar. De genoemde dag- en nachtvlinders zitten altijd op een min of meer vlakke ondergrond. Bij het afspeuren van holten en spleten worden ook nog wel eens zogenaamde blinde bijen gezien. Dit zijn een soort zweefvliegen die met enkele exemplaren dicht op elkaar diep weggekropen zitten in nauwe spleten. In Nederland ontbreken natuurlijke grotten en het zijn juist deze uitsparingen in de rotsen waar vleermuizen geschikte winterverblijfplaatsen vinden. Verondersteld moet worden dat een aantal soorten pas in de lage landen kon gedijen met de komst van menselijke bouwwerken. De meest geschikte winter verblijfplaatsen zijn ondergronds of met een flinke laag aarde bedekt. We kunnen in Nederland een aantal typen onderscheiden, waarvan alleen de in Zeeland voorkomende nader bekeken worden. Ijskelders zijn betrekkelijk onbekende bouwwerken. Een korte, gemetselde onderaardse tunnel met een aantal dikke deuren leidt naar een rond bouwsel met een doorsnede van 2 tot 10 meter en een hoogte variërend van 3 tot 6 meter, het geheel afgedekt met een dikke laag grond. Ijskelders zijn veelal gelegen bij grote landgoederen en hadden vroeger een functie als stapelplaats van ijs. In tijden van strenge vorst werden grote blokken ijs uit nabijgelegen vijvers of rivieren gehaald en opgeslagen in de ijskelder. De massieve hoeveelheid ijs bleef tot na de zomer in dezelfde fysische toestand en kon, in blokken eruit gehaald, benut worden voor het koelen van voedsel en dranken. De centrale opslagplaats dient, om geschikt te zijn als winterverblijf voor vleermuizen, te zijn voor zien van een toegangsdeur met aan de bovenkant een spleet voor het in- en uitvliegen. Het begin van de onderaardse tunnel moet aan de buitenkant tevens worden voorzien van een open hekwerk. In Zeeland is, voor zover mij bekend, slechts één ijskelder gebouwd; dit bouwwerk in Middelburg, is dichtgemetseld en ook voor vleermuizen ontoegankelijk. Kasteelkelders, onderaardse gangen en versterkingen vormen samen met grote forten uit de 19e eeuw een groep bouwwerken die gemeen hebben dat ze behalve oud, meestal ontoegankelijk zijn voor het publiek. Onder leiding zijn enkele van deze bouwwerken in de zomer te bezoeken. Kleinere, zoals oude riool stelsels, uitwateringssluizen en dergelijke, kunnen, mits met een tlinke laag grond afgedekt, eveneens hiertoe worden ge rekend. Ze zijn doorgaans gebouwd met bakstenen, die in de loop van de tijd zijn ver weerd. Op veel plaatsen is bovendien de specie voor een groot gedeelte verdwenen. De resterende voegspleten en de ontstane scheuren, vooral die in de plafonds, vormen uit stekende hangplaatsen voor de vleermuizen. De historische waarde van het bouwwerk laat doorgaans niet toe dat er uitge breide voorzieningen worden getroffen voor de inrichting als winterverblijfplaats voor vleer muizen. Wanneer kastelen of ruïnes in het open landschap liggen en wanneer de wind vrij spel heeft, zijn ze minder geschikt als winterverblijfplaats. In Sluis bevindt zich onder de Stenen Beer een kelder met een goed overwinteringsklimaat. Van de bekende forten in Zeeland is fort Rammekens bij Ritthem een plaats waar elk jaar een tiental vleermuizen overwintert. Vervolg op pag 12) 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1990 | | pagina 9