De scholekster:
Zeeuwse steltloper bij uitstek
R. Jacobusse
Wel of geen kustvogel?
De landelijke Week van het
Landschap staat dit jaar in
het teken van het thema
"dieren in het landschap".
Het Zeeuwse Landschap vult
dit thema in door tijdens
deze week extra de nadruk te
leggen op de aanwezigheid
van tienduizenden steltlopers
in Zeeland. De meest talrijke
soort -in ieder geval tijdens
het winterhalfjaar- is de
scholekster. In dit artikel
wordt de scholekster, die op
Schouwen de fraaie
streeknaam Zeelieven heeft,
nader voor het voetlicht
gehaald.
"De allergrootste schreeuwer
van de zeereep is de scholekster
of bonte piet. Die heeft zijn nest
ergens tegen een duinhelling en
als hij je heel in de verte ziet
aankomen dan schommelt hij
stiekum van zijn eieren af. loopt
een eind verscholen tusschen de
helm en komt dan ineens met
ijselijk misbaar tevoorschijn. Hij
vliegt regelrecht op je aan. zodat
je gaat vreezen, dat hij zijn
harden, langen, rooden snavel
regelrecht in je oog zal booren.
maar op 't laatste oogenblik gaat
hij opzij en krijscht je een oor
doof. Dan is hij tevreden en dan
gaat hij een eindje verder op het
zand zitten, net of hij daar zijn
nest heeft en verkneukelt zich
als je je laat bedotten".
Aldus Jac. P. Thijsse over onze
bonte herriemaker in zijn album
"De blonde duinen". Het is niet
toevallig dat hij hem juist als
een vogel van de zeereep
beschrijft, want de scholekster is
nog niet zo erg lang broedvogel
van onze meer landinwaarts
gelegen weilanden en akkers.
Pas na 1920 is hij steeds verder
landinwaarts gaan broeden,
hoewel hij toen al wel over heel
Friesland verspreid was.
Helemaal zijn aard verlooche
nen doet de scholekster
overigens niet, want op de
schorren en lage duintjes in het
Waddengebied bereikt hij nog
steeds het grootste aantal broed-
paren. te weten ongeveer 2 a 3
paar per hectare, en de gemid
delde dichtheid op de Wadden
eilanden is altijd nog 80 paar
per 100 hectare. Nergens anders
in Nederland komt hij zoveel
voor. hoewel bijvoorbeeld de 30
paar per 100 hectare in de
Yerseke Moer ook bepaald niet
slecht is. Lokaal kan ook de
broeddichtheid in Zeeland erg
hoog oplopen, bijvoorbeeld op
braakliggende gronden en
tijdelijk op drooggevallen
zandplaten.
Het nest van de scholekster stelt
weinig voor: een kuiltje met wat
halmpjes of schelpjes, en soms
helemaal kaal; en daar worden
dan de eieren in gelegd. Dat
zijn er meestal 3 of 4, af en toe
2 en maar heel zelden 5. Het
zijn typische eieren van bodem
broeders: een zandkleurige
ondergrond met donkere
vlekjes, strepen en punten. Het
hoeft overigens voor de schol
ekster niet persé op de grond te
zijn dat hij zijn nest maakt. De
eieren zijn ook wel gevonden
op iets uitgeholde dampalen, in
knotbomen, en zelfs op platte
daken van gebouwen.
Dergelijke stadsvogels zoeken
hun voedsel op grote gazons en
sportvelden in de vroege
morgenuren als er niet veel
menselijke bezoekers zijn. Ook
is wel melding gemaakt van
broedende scholeksters tussen
de rails van drukgebruikte
spoorlijnen. Hij neemt het dus
allemaal niet zo nauw met de
keuze van zijn nestplaats.
Anders is het met de zorg voor
zijn kroost. Bij de verdediging
van hun eieren of jongen zijn
scholeksters bepaald niet bang
uitgevallen. Met hun stevige
rode peensnavel kunnen ze zich
flink verweren. Tot de vogels
die een conflict met de schol
ekster met de dood moesten
bekopen, behoren weerbare
soorten als ekster, zwarte kraai
en zilvermeeuw.
In de meeste
gevallen
komt het
echter niet
daadwerkelijk
tot geweld. Het is
De scholekster;
Zeeuwse vogel bij
uitstek.
6