worden wijder naarmate de rups ouder wordt en nemen geleidelijk de hele dikte van het bladmoes in beslag. Alleen de twee bruinig ogende blad- opperhuidjes blijven uiteindelijk over. Deze waaien daarna gemakkelijk kapot waardoor er in de bladeren langwerpige gaten ontstaan. De vorming van een spinsel kan een uitstekende verdedi ging zijn tegen het zoute water. De pop in de cocon van Buccu- latrix maritima wordt daarbij niet nat terwijl er wel gas- uitwisseling mogelijk blijft. De rupsen van andere soorten leven eveneens in een spinsel dat takjes of bladeren samen bindt. Zo leven de rupsen van Scrobipalpa salinella van de zeekraal. Een nauwverwante soort leeft van de zoutmelde. Evenals Hij de eerder genoemde vlinders gaat het hier om dieren die als vlinder overdag ver borgen op de grond tussen de planten leven. Het is bepaald niet zo dat deze verborgen leefwijze beperkt is tot het schor. Ze is eerder exem plarisch voor de leefwijze van vele honderden soorten in ons land. Interessanter is de vraag waarom van de vele honderden soorten vlinders die rupsen hebben die leven net als de dagpauwoogrups, er nauwelijks één op het schor te vinden is. Ze zijn er wel maar deze wagen zich alleen op de hogere delen van het schor. Ze komen voor buiten de getijzone, binnendijks in inlagen, sloten, zilte weiden e.d.. buitendijks alleen op het hoge schor. Grotere soorten vlinders leven hoofdzakelijk uitwendig op hun voedselplant. Hun grootte belet hun eenvou digweg om als mineerder door het leven te gaan. Cucullia asteris is een nachtvlinder die - de naam suggereert dit al gebonden is aan zulte of zee aster. De vlinder heeft een vleugelwijdte die niet veel afwijkt van die van het kool witje. De grote geel-groen gestreepte rups zit soms massaal op de stengels. Op het lage- of middenschor wordt de rups echter slechts zelden gevonden. Waar worden in Zuidwest Nederland de meeste soorten gevonden? Helaas zijn de soortenrijkste gebieden al verdwenen. De rupsen van het vlindertje „Coleo- phora glaucicolella" kiezen de door hen uitgeholde zaadjes van zilte rus en verwante soorten uit als woonhuis. Net als bijvoorbeeld slakken voeren dergelijke „zakjes- dragers" hun huis mee op de rug. Het huidige Markiezaatsmeer vormde tot de afsluiting in 1984 het soortenrijkste terrein. Gaat men iets langer terug dan moeten de schorren van de Kaloot met hun randgebieden eveneens genoemd worden. Nabij de kerncentrale van Borssele ligt nog het laatste restant van dit gebied. Al onze nog bestaande schorren zijn te fragmentair ontwikkeld of te klein zoals het schor 't Stelletje nabij Zierikzee, ofwel de over gangszone van middenschor naar het omringende gebied is te abrupt door de aanleg van een zeedijk of een plotselinge overgang naar het duin zoals dat bijv. bij Het Zwin het geval is. Een gebied dat betere levenskansen biedt is de Verdronken Zwartepolder. Daar bevinden zich nog?) de soorten van het middenschor en bezit een groter deel een begroeiing waar ook een aantal soorten van het hoge schor een plaats vindt. Het is niet toevallig dat juist daar de laatste jaren enkele belang wekkende vangsten zijn gedaan. Juist dit sluftergebied heeft erg veel kw aliteiten die elders niet meer aanwezig zijn: zandige hoge schorren, overgangen van zout naar zoet en van schor naar duin. Zoiets komt ook tot uiting in de vlinderfauna. Verschillende soorten russen herbergen hun eigen typische zakjesdragers, typerend voor de zeerus is Coleophora maritimella. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1990 | | pagina 8