Veranderingen in het milieu Op de Hooge Platen broeden behalve dwergsterns ook vele honderden grote sterns. kuiken krijgt afhankelijk van zijn leeftijd en de grootte van de prooivis twee tot vier maaltijden per uur. Rond tien uur in de avond worden de laatste vissen gevoerd. In het daaraan vooraf gaande uur vindt weer een ople ving plaats in de intensiteit van het voeren. Om de nachtelijke vastenperiode van minimaal zes uur te kunnen overbruggen, krij gen de kuikens wat extra voed sel toegestopt. Naarmate de zomer vordert wordt het voedselaanbod gewoonlijk gunstiger, hoewel kortdurende perioden van voed selschaarste kunnen voorkomen. Zulke situaties leiden onherroe pelijk tot sterfte onder de jongen. Tot op zekere hoogte is een fluc tuerend voedselaanbod natuur lijk en dus ook de sterfte onder de jonge sterns. Immers, de milieucondities op de paaiplaat- sen en ook onderweg bepalen de sterkte van de jaarklassen. Dezelfde onvoorspelbare milieu- dynamiek heerst in het opgroei- gebied van de jonge vis en bepaalt hun leefwijze en gedrag. Al met al zijn dit omstandig heden die voor de sterns onvol doende zekerheden bieden om iedere broedpoging altijd met resultaat bekroond te zien. De laatste jaren zien we dat de visstand op de Westerschelde aan sterkere fluctuaties onder hevig is, want sinds 1985 is er geen jaar voorbij gegaan dat niet een deel of alle kuikens de hongerdood stierven. In 1986 strandde de broedpoging al in de eerste kritische fase. Onwillekeurig komt de vraag naar voren: in hoeverre is de Westerschelde nog natuurlijk. Het milieu van dit estuarium werd en wordt ingrijpend beïn vloed door menselijk handelen en dit is direct of indirect van invloed op het voedselaanbod voor de sterns. De nieuwe delta- dijken zijn rechtlijniger met als gevolg dat de huidige kustlijn minder grillig is en dat minder luwe hoeken en ondieptes aan wezig zijn, waar de jonge vis zich graag ophoudt. Slikken, waar met de vloed een paar decimeter water op stond zijn en passant ingedijkt. Het benodigde zand voor de dijkverzwaring is van nabij uit de vaargeul gezo gen. In Engeland is aangetoond dat de winning van zeegrind schade toebrengt aan de stand van de zandspiering en daar is de winning plaatselijk aan res tricties gebonden. Ook bij ons vindt heden ten dage om com merciële redenen winning van zand plaats, waarbij ook grote hoeveelheden zandspiering (en hun voedsel) met het water-zand mengsel worden meegezogen. Het mes snijdt van twee kanten, want tegelijkertijd wordt de onderwaterbodem overhoop gegooid en neemt de troebeling van het water onnatuurlijk toe. De winning van kokkels lijkt op het eerste gezicht geen relatie te hebben met het wel en wee van de dwergsterns. Gezien de gebruikte techniek is het aanne melijk dat het effect van dezelfde orde is als dat van de winning van zand. Daar komt nog bij dat de snelheid per schip en het aan tal schepen groter is geworden, zodat over een groter gebied het water vertroebelt. Ten gunste van de scheepvaart met bestemming Antwerpen zijn in het recente verleden drempel verlagingen uitgevoerd en deze hebben tot gevolg gehad, dat het getijverschil is toegenomen en dat dus de stroomsnelheden zijn vergroot. Voor de toekomst zijn nog verdere drempelverlagingen voorzien. En dan de waterkwaliteit. Het ef fect van de verontreiniging op de visstand laat zich nauwelijks pei len, maar is vermoedelijk niet gering. Al deze ingrepen en handelingen hebben bijgedragen en zullen verder bijdragen aan een ver slechterd leefgebied voor op groeiende vis, wat uiteindelijk een lager voedselaanbod voor de sterns tot gevolg heeft. In normale jaren is het al mooi als één jong per paar uitvliegt, maar het verschil tussen één en geen kan het gevolg zijn van die paar uur dat alles tegelijk tegen zit. Op die cruciale momenten, die soms niet meer dan één keer per seizoen voorkomen, worden de jongen alleen achter gelaten en gaan beide ouders op jacht. Het enige dat telt en dat voor de nakomelingen effect heeft is het voedsel. Het is zonneklaar dat we er nog niet zijn met alleen maar het vei lig stellen van een broedplaats en deze als natuurgebied behe ren. Voor een goed beheer van de kolonies moet het hele leef gebied in aanmerking worden genomen. Een leefgebied waarin ook de prooidieren worden betrokken en waar het menselijk handelen maar beter zoveel mo gelijk achterwege blijft Drs. K Beyersbergen is regio- beheercler van het Zeeuwse Landschap in West-Zeeuws- Vlaanderen. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1991 | | pagina 5