Windmolens ter discussie
door Pieter van den Broecke
Behoud van natuur- en land-
schapsschoon vormt,
blijkens haar statuten, het
hoofddoel van de Stichting
„Het Zeeuwse Landschap".
Het is een loffelijk streven
dat intussen door duizenden
ingezetenen van de provincie
met geldelijke bijdragen
wordt ondersteund.
De donateurs onderschrijven
kennelijk de stelling van
prof. P.H. Nienhuis, de
secretaris van de stichting,
dat natuur en landschap het
échte goud van de Delta
vertegenwoordigen (Zeeuws
Landschap, 7e jaargang,
nr. 1). Als rechtgeaarde
Zeeuwen zijn zij, overigens
terecht, zuinig op hun goud
voorraad.
Daarom rijst de vraag of zij vol
doende op de hoogte zijn van
het feit dat deze kostbare reserve
als sneeuw voor de zon dreigt te
verdwijnen. En tevens hoe het is
gesteld met de rol van schat
bewaarder, die „Het Zeeuwse
Landschap" statutair op zich
heeft genomen. Deze vragen
komen op omdat ogenschijnlijk
niemand zich zorgen maakt over
de voorgenomen plaatsing van
maar liefst 750 windturbines in
ons gewest; een plan dat in het
jaar 2000 moet zijn voltooid.
Horizonvervuiling op grote
schaal zal er het gevolg van zijn,
teiwijl aan de vogelstand
onnoemelijke schade kan
worden toegebracht. Als niet
snel op de rem wordt getrapt, zal
ons rijke bezit over acht jaar al
tot stofgoud zijn vergaan.
Ronduit verbijsterend is het
trouwens dat de Zeeuwse Milieu
Federatie (ZMF) wil dat het
leeuwendeel van die 750 wind
molens wordt geplaatst in en
rondom de Oosterschelde; een
vogelgebied van Europese
allure, met grote landschap
pelijke waarde, dat onlangs nog
de status van beschermd
natuurgebied heeft verkregen.
Vanwaar dit streven?
Omdat het hier, naar de in
zichten van de ZMF, slechts een
grote, open ruimte betreft die
zonder bezwaar kan worden
opgeofferd. Over normvervaging
gesproken
Welk lot het vogelleven in het
hart van de Delta wacht, is niet
eens onderzocht. Op grond van
het rapport dat Vogelbescher
ming heeft opgesteld inzake de
gevolgen van een voorgenomen
megapark in het Klein IJsselmeer
hoeven wij ons evenwel geen
illusies te maken. Volgens de
meest realistische kans
berekening zouden daar jaarlijks
25.000 tot 100.000 watervogels
en een onbekend aantal exem
plaren van andere soorten de
dood vinden. Daarnaast zal de
biotoop van nog eens honderd
duizenden vogels worden ver-
6