Wandelingen door het Zeeuwse landschaf
De Wallen van Retranchement
door M. Jacobusse
Ooit was het een strategisch
gelegen vesting. Een vesting
die zo belangrijk was dat er
aan het einde van de Tachtig
jarige oorlog, bij de Vrede
van Munster in 1648, in het
verdrag apart aandacht aan
besteed werd. De Wallen van
Retranchement met de bijbe
horende fortificaties, zouden
geslecht worden, zo werd
overeengekomen. Gelukkig is
dat er nooit van gekomen.
En wie nu het schilderachtig-
landelijke Retranchement be
zoekt, vraagt zich af hoe ter
wereld men er ooit toe kwam
om zich daar druk over te ma
ken. Drie grenspalen op een rij,
aan de westkant van het verstil
de doipje, vormen de sleutel tot
het antwoord. Ooit lag daar het
Zwin. de zeearm die de toe
gangspoort vormde tot de Zui
delijke Nederlanden. En de grens
tussen Noord- en Zuid; daar
draaide het om in het vredes
verdrag.
Ter plekke werd de grens gelegd
in het midden van de Zwin-
stroom. Op de beide oevers
werd een grenspaal neergezet,
en daar midden tussen lag de
werkelijke grens. Die kon pas
gemarkeerd worden toen het
Zwin door steeds verder gaande
dichtslibbing en daarop volgen
de inpolderingen, gereduceerd
was tot een kleine ondiepe kust-
inham. De oude grenspalen zijn
nog steeds intact en bij het fort
Nassau aan de zuidkant van het
Wallencomplex is nog moeite
loos te zien langs welke weg de
kanonnen naar het fort werden
gesleept. De Contr'escarpe, de
achterste verdedigingslinie, is nu
een verstilde door zwaar uitge
groeide populieren beschaduw
de landweg, maar het verleden
leeft voort in de straatnaam.
En zo is er veel meer te noemen.
Voor historisch geïnteresseerden
is het landschap rond Retranche
ment een ware schatkamer.
Maar dat geldt zeker niet minder
voor wie zich in de natuur wil
verdiepen. Je stuit steeds weer
op nieuwe verrassingen.
De grachten langs de wallen
herbergen een keur van allerlei
waterplanten, zoals kroosvaren.
schedefonteinkruid, verderkruid
en ongedoornd hoornblad. In de
moerassige zone daarlangs
groeien waterkers, mannagras,
tandzaad en moerasvergeet-mij-
nietje.
Het mooist op die plekken waar
water en land niet scherp ge
scheiden zijn, maar geleidelijk in
elkaar vloeien, de waterlijn mee-
pendelend met de grillen van de
seizoenen. Dat soort plekken
vormen, samen met de vele
drinkputten een ideaal leefge
bied voor amfibieën. Naast de
befaamde boomkikkers zijn er
ook de groene en de bruine kik
ker, de gewone pad en de kleine
watersalamander te vinden.
De taluds van het wallichaam
hebben een nogal zandige sa
menstelling. Biggekruid, veld-
bies, muizeoortje en kruisdistel
bloeien er uitbundig en verscho
len tussen het korte gras kruipen
al die kleine klavertjes waarvan
de Zeeuwse binnenduinrand zo
rijk voorzien is. De onderaardse
klaver met zijn ijle witte bloem-
hoofdjes, de met compacte roze
bolletjes bloeiende gestreepte
klaver en een hele reeks geel-
bloeiende miezepietertjes zoals
hop-, gevlekte rups-, kleine
rups-, liggende- en kleine klaver.
Op het eerste gezicht een onont
warbare kluwen van allemaal op
elkaar lijkende soorten, maar
wanneer ze, zoals in Retranche
ment bij elkaar groeien zijn ze
niet al te lastig uit elkaar te hou
den. De honderden knotbomen
op de Wallen herbergen hun
eigen typische bewoners. In de
vermolmde knot zijn flink uit
gegroeide struiken van de kruis
bes te vinden. Aangevoerd door
besetende vogels die de zaden
compleet met een mestpakketje
in de boom deponeren. En zo
zal het ook wel gaan met het bit
terzoet met zijn paars-met-gele
nachtschadebloempjes.
De bessen ervan zijn voor men
sen trouwens giftig, maar de
overjarige verhoutende stengels
Steenuil; vaste
bewoner van de
knotbomen.
14